De bleeke vermagerde man dringt vooruit, en vat het geopend portier.
‘Ben jij het Tholen?’ zegt Glover: ‘Wat wil je Piet?’
‘Wat ik wil? Vraag je dat nog? Heul jij met dat rot? Laat jij je de handen stoppen? Is het hier een knip, en heb jij er den sleutel van?’
‘Wouter, och Wouter! Laat hem; hij heeft honger,’ roept Hanna.
Glover weet niet wat hij gehoord heeft. Zijn neusvleugels jagen; zijn lichaam trilt. Maar hij ziet het: Piet, zijn oude, misschien zijn beste vrind, heeft honger; ja wel, die arme bleeke Piet heeft honger.
Aanstonds grijpt Glover den bleeken man - die daarop geenszins bedacht was, bij den arm, en schier in hetzelfde oogenblik heeft hij hem met een snelle wending in Abels huisje gedrongen.
‘Geef hem brood, moeder, als je 't nog in den bak hebt,’ roept hij vrouw Lina toe.
Nu komt hij weer buiten. - Het portier is reeds achter Bronsberg en den dokter dichtgeslagen.
Wouter zou meerijden, vóórin. Hij heeft het beloofd. Tegen mogelijk geweld zou hij zijn vijand beschermen. Maar - nu hij ook dát nog hooren moest!
‘Vraag mij niet meer Hanna. Is 't niet genoeg wat ik deed?’ zegt Wouter met tranen van verkropte woede in zijn stem: ‘Had Tholen ooit haat of vervloeking? Hij liegt niet; en je hebt nu gehoord wat het masker nog rondstrooit. Laat af! Neen, zeg ik je! - Wat blief? - Neen Hanna, neen, waarachtig ik kan niet.’
‘Wouter, lieve Wouter!’
- Wat zegt ze! kleeft er nog bloed aan die hand? - Ja, zij heeft ze weerhouden toen hij ze ophief en de hel hem kookte in 't hart.
Nu drukt zij die hand. - Maar toch.... Neen, neen! driemaal neen! Lafheid, laagheid zou het wezen om hem nog verder te helpen; dien bloedzuiger van het volk, den verkrachter van liefde en recht! Reeds heeft Gods wraak hem getroffen! Laat God het voleinden!
En Hanna? - Is zij dan nu onmachtig om hem te vermurwen! Moet zij berusten in 't eind? Maar ziet zij dan ginds niet die toesnellende vrouw met haar opgeheven vuist te midden van de drukte, die weer groeit in de straat? Vermeerdert niet met elke seconde opnieuw het gevaar, 't welk dien zwakke in het rijtuig bedreigt? En voelt zij den angst niet van het meisje dat, der wanhoop ten prooi, haar geliefde aan gene zij van de dijkbreuk verbeidt?
- Ja, nu is het de stem van het bloed die haar voortjaagt.