- Voort dan, met de freule voorop!
Nochtans, de vurige bruintjes voor het rijtuig doen de menigte op den hoek der straat uiteenstuiven.
De stroom naar Glovers woning is afgeleid.
- Is dat de wagen van Reespoor?
- Zal de banjerd van 't Kromveld het getrapte volk nog overrijden er bij!
Daar beukt een vuist het portierglas ter rechterzijde.
Links waar het glas was geopend, roept schier terzelfder tijd een stem naar binnen:
‘Jij rossen en rijen: wij honger lijen!’
Terwijl het glas op de straat al rinkelend neervalt, ontstaat er een flauw gejuich om het rijm van Dirk.
In hetzelfde oogenblik dringt een vrouwenkreet uit het rijtuig naar buiten.
Jan de koetsier brengt zijn bruinen met een duchtigen zweepslag in een versnelden gang.
Hoor, een vreeselijk gegil weerklinkt door de straat.
De disselboom heeft een zwak meisje, 't welk niet zoo snel uit den weg kon komen, ter aarde geworpen; en, twee schokken voelt men in het rijtuig terwijl de raderen over haar beentjes gaan.
De koetsier, die den storm van het volk geweldig hoort opsteken, en gevaar voor ‘zijn paarden en volk’ vreest, doet de zweep nog krachtiger op het vurige span bruinen neerkomen.
Terzelfder tijd voelt hij zich aan het pand van zijn jas trekken.
‘Houd op!’ roept Bronsberg: ‘Zie je niet dat je iemand overrijdt.’
‘Ophouden! En als de juffrouw.....’
‘Willem, laat hem! Wat ga je beginnen?’
‘Wees bedaard Nelly. We moeten hun toonen dat we geen ‘ongevoelige honden’ zijn, zooals die kerel ons toesnauwt.’
Het rijtuig staat stil. - Bronsberg opent het portier en springt er uit.
Dat heeft de menigte niet verwacht. De kreten verstommen. Slechts de moeder van het overreden kind, 't welk nu bewusteloos in haar armen ligt - jammert en schreeuwt overluid.
Bronsberg met de hand aan het portier, wenkt een der veldwachters, die nu is toegeschoten: Men zou terstond met het kind naar den dokter gaan. Op zijne kosten zal het verpleegd worden. Nu rijdt hij naar buiten ter wille van de juffrouw, die te zeer ontsteld is om hier te blijven; maar nog dezen avond keert hij terug ten einde bij den burgemeester aangifte te doen van de brutale wijze,