veilig de woning van een harer vrienden bereiken. - In een winkel kan ze vluchten desnoods. Voort dan. Hier is het te eng.
De klink der onderdeur smakt ringelend tegen den binnenmuur.
Een sterke wind zuigt naar binnen.
Nelly heeft de woning verlaten, en in haar zenuwachtigen angst dacht ze er niet aan om de deur te sluiten, en vergat ze haar mantel en hoed, die ginds nog op een stoel liggen.
- Wat Hanna deerde? Niets. Immers die strijd was weder gestreden? - Neen, haar deerde niets. Zij huiverde slechts. 't Gaat nu al beter. - Maar die juffrouw zal sterven van kou. Zag Glover haar niet ongedekt ter deure uitsnellen? Dat meisje snakt naar haar vriend. Het talmen heeft haar verdroten. Als Wouter nog langer dien haat in de borst kweekt, en aarzelt, dan zal Hanna haar volgen. Zij wil geen kwaad met kwaad vergelden. Liefhebben die haar haten en schelden, ja zelfs die haar noemen: ‘de gekke, halfwijze, Hanna de freule.’
De toon, waarop Hanna zelve haar scheldnamen heeft uitgesproken, sneed Glover door de ziel.
- Wie is er nog, die haar zóó noemen durft! Háár, de reine. - Als haar stem klinkt, en als hij haar ziet in die heerlijke oogen, dan stroomt hem een nieuw leven in de borst.
- Wil zij Degens kind vergezellen, het kind dat haar krankzinnig en ijdel noemt!
- Maar zie, Hanna heeft Nelly's mantel en hoed al ter hand genomen. Reeds snelt ze haar na, en - zelve ten halve gekleed.
‘Hanna, zoo niet, blijf hier! In Gods naam, ik zal haar volgen!’ roept Glover, en houdt haar met zachten dwang terug bij den arm.
De vlam der kleine lamp heeft in den luchtstroom getrild en geflikkerd. Een oogenblik dreigde de wind haar te blusschen; nu glimt ze weer helder.
En Glover, hoezeer de tijd ook dringt, hij beheerscht zijn liefde niet langer.
‘Hanna, mijn Engel!’ zegt hij, en klemt haar met kracht aan het hart. ‘Wie zal Hanna weer schelden! Rein liefdevol kind! Stoot Wouter niet af! Zeg niet dat hij Klaartje vergeet. - Mijn Hanna!’ En nog vaster drukt hij haar aan zijn borst, en met vurige kussen overdekt hij haar lief gelaat.
In welken blauwen hemel Hanna geweest is dat weet zij niet.
‘.... Maar het kind zonder mantel.... dat zou je vergeten,’ klinkt nu bevend haar antwoord.
En Glover, in den zoeten zwijmel der liefde ziet hij haar aan, en