Naarmate de menigte het nette landhuis meer nabij kwam, bedaarde het rumoer.
‘Als het grootste deel van den troep niet te flauw was, dan konden we samen een mooi slagje slaan,’ zegt Manus de kippendief tot Roode Bram: ‘Zie je wel, de deur staat open, wijd open, alsof ze zeggen: kom maar binnen simomblé, zeit de fransman.’
‘Er zitten moppen hé!’ vraagt Gerrit de hazewind.
‘Nou! van den oude!’
‘Heb jij Langen Jan of Eindje Touw gezien?’
‘Neen.’
‘Als de voordeur al open staat dan zal er achter ook wel een luchtgaatje zijn. Kom roode, achter dien boom om, dan merken ze 't niet. - Sust! - Één voor één. Links langs de heesters. Sjuut!’
't Was voor Willem Bronsberg een moeielijk oogenblik. Toen hij Hanna verlaten had, vond hij mevrouw Degen met Nelly in den arm, op den drempel der huiskamer.
Straks met haar moeder in het binnenvertrekje naast het kantoor gekomen, heeft Nelly er Hanna al aanstonds door het floers der neteldoeksche gordijnen kunnen zien, en ook, nadat Willem de lamp had opgestoken, zag ze hém vlak in het aangezicht.
Zóó, naar die beiden turende, stond zij er eenige oogenblikken met hare moeder. - Plotseling heeft haar toen iets in de ooren geklonken, alsof men van verre om hulp schreeuwde. 't Is haar eensklaps te eng geworden in dat vertrek.
Toen ze met haar moeder in de gang is gekomen, snelde haar juist de knecht voorbij, die, wijzende naar buiten, met den uitroep: ‘Mevrouw, daar komen de werklui van 't Kromveld!’ haar ten doode toe ontstellen deed.
Gelukkig kwam Nelly spoedig tot zich zelve terug. Maar, o God, wat zou er gebeuren! - Hoor, het rumoer kwam al nader. Men moest de deuren en vensters sluiten. Spoedig, er was geen tijd te verliezen. - O, moest alle ellende haar dan treffen opeens!
‘Willem, blijf hier! Neen, als je mij liefhebt, laat ons dan niet alleen? Het is mij alsof ik sterven moet; alsof ik krankzinnig ben. Hoor.... ze komen!’ En als Bronsberg haar in weerwil van haar dringend smeeken, vluchtig aan de zorg der moeder heeft aanbevolen, en haastig de kamer verlaat, dan barst zij, door zoo velerlei aandoeningen en vreezen als overweldigd, in een jammerlijk snikken uit.