en kwaad met goed vergeldt, dan fluistert Hij u, als op de vleugelen van een zoelen avondwind, de woorden in 't hart: Ziedaar uw hemel op aarde, o mensch! - Strijd en volhard! Waarachtige liefde blijft in eeuwigheid!’
Nog een geruimen tijd heeft Hanna daar naast den zwaren pilaar gestaan. Wat er verder gesproken werd, dat weet zij niet. Ze heeft er niet naar geluisterd.
- Waarom zou zij ook nog verder geluisterd hebben? Had zij dan niet genoeg vernomen?
Zie, langs de groene gordijn voor het hooge kruisraam, recht tegen haar over, boort een zonnestraal het kerkgebouw in. Hanna's oog blinkt in dat licht.
Wie haar zóó had gezien zou haar niet herkend hebben, en vooral niet wie haar zag in de donkere dagen die voorbij zijn. Er lag een vrede op haar gelaat, alsof zij werkelijk den vollen zin der straks gesproken woorden heeft gevoeld.
Wat is Hanna schoon in dien straal der heldere middagzon. - Wie, die haar nu in de oogen kon zien, zou nog durven beweren dat zij krankzinnig is, of - van den duivel bezeten misschien! Er straalt een reinheid uit haar donkere zielvolle oogen die treft en bekoort, en over haar gansche wezen ligt een adel verspreid, die boeit en verrukt. - Zoo bleef ze totdat de zonnestraal haar gelaat voorbij gegleden en langs den witten pijler verdwenen was.
Een oogenblik later, toen de orgeltonen weer ruischten boven Hanna's hoofd, toen sloot moeders vaalroode doek haar schier te warm om de schouders:
- Strijden en volharden. O! en een hemel te vinden op aarde!
Zou het onwetende fabriekskind dit ten volle verstaan hebben?
Wie durft het haar vragen. Immers een zalige vrede doorstroomde haar borst; en nogmaals lispt ze, als een echo in den toon der ruischende hymme:
‘Een hemel op aarde! Liefde in Eeuwigheid!’
Wanneer Hanna aan een eeuwigheid denkt, dan ziet ze in haar verbeelding een breede laan; lang en diep, zeer diep, met een blinkend lichtpunt aan 't einde.
Misschien zijn er die de eeuwigheid ‘een eindeloos iets’, of zelfs een ‘ledig niets’ zullen noemen. Maar ze hebben dan toch geen recht om die onwetende voor krankzinnig te verklaren.
Zoo aanstonds zal ze de orgeltonen niet meer hooren. Zal dan tevens de indruk verdwijnen van 't geen ze hoorde en gevoelde, terwijl ze daar stond bij de pilaar van het bedehuis?