goed in 't reine gebracht. Zou ze niet vrijwillig trekken met Levie naar Rebbe Laan, om te hooren van Mozes en de Profeten, en te leeren de Wet, en te dekken het hoofd, en de Mazzen te eten en alles wat rein was naar Gods bevel? - En zou Binzer 't waarachtig verhinderen kunnen? - Maar honderd gulden! Was Binzer razende dol! - Had ie oud roest in z'n brein!
‘Honderd gulden!’ herhaalt hij met een vreemden trek om den mond, terwijl hij weer strak voor zich heen ziet.
‘Als ik ze dadelijk breng dan kan ze om schemerdonker den aftocht blazen,’ zegt Binzer: ‘Maar anders...’
‘Maar anders.... Wel schoone fleur! Maar anders!’ klinkt het nu eensklaps uit de donkere gang den mannen in 't oor.
Met de vuisten in de zij staat vrouw Mager daar weer naast het dames-portret, waarmee ze even sterk contrasteert als met den naam, dien ze van haar man heeft ontvangen. - En 't was geenszins vrouw Magers bedoeling om het bij de introductie van daareven te laten. Wat durfde Binzer ‘drassen of dreigen!’ Stapelgek zou Mager moeten zijn als hij een arm schepsel uit den nood redde, en eten en kleeren gaf, en dan nog vreezen zou voor smaad en schande.
‘Ja maar Saartje; ja maar....’ zegt Elie.
‘Wat ja maar, wat neen maar! Ongekramd porselein!’ roept vrouw Mager: ‘Wil ik raden baas Binzer, wat jij lijmen en krammen wilt? Sneeuw leit er op de straat; maar als jij sneeuw bent, dan ben je zoo kil maar zoo blank niet. Sneeuw van drie dagen! Wou jij honderd gulden! Hoe zwaar zijn honderd gulden in jou zak, man?’
‘Stil Saar! - Als er menschen voorbijgaan.’
‘Laat ze! Wat gaan ze me aan! Zal ik arm worden als Job om 't gekke, schaap?’
‘Saartje!’
‘'t Gekke schaap, zeg ik.’
‘Gek is ze niet. Waarachtig niet, Saar.’
‘Waarachtig wel! Laat me spreken.... Ja wel, ik wil spreken....’
‘Sust, sust!’ zegt Mager, naar de voordeur ziende, en Binzer wenkende, glijdt hij, door dezen gevolgd, de gang in en de huiskamer binnen, terwijl de kleine dikke vrouw tevergeefs haar krachten inspant om aan de beide mannen, maar aan den vreemde vooral, den toegang te betwisten.
En Binzer wanhoopt niet dat hij nog zal slagen in 't eind, ofschoon hij alweder niet zoo gemakkelijk tot zijn doel komt.
- Als hij die vrouw weet te vleien, en haar achterdocht prikkelt meteen, ja, dan zal zijn toeleg gelukken.