een deel van zijn overwinst aan 't volk, naar gelang van bekwaamheid en stand.’
‘Maar dan kan hij wel zeggen dat hij niemendal verdiend heeft,’ meent Tronk: ‘Wie kan hem nacijferen!’
‘'t Komt alles op het vertrouwen neer,’ zegt Prost.
‘Vertrouwen is goed, maar centen zijn beter,’ verzekert de stoker.
‘Vertrouwen! Hem vertrouwen?’ zegt Glover met een smadelijken lach.
‘Jij bent het met Binzer eens,’ herneemt Tronk, ‘en Binzer zegt....’
‘Wat Binzer zegt dat gaat me niet aan,’ valt Glover in: ‘hem vertrouw ik evenmin.’
‘Dat is onredelijk. Wat kan het Binzer schelen of wij 't goed hebben of niet. Hij zelf gaat binnenkort als eerste baas naar een groote fabriek in Holland of Engeland. Hij denkt over Bronsberg precies als jij.’
‘Dat is me om 't even,’ zegt Glover.
‘Maar ik zeg je dat hij 't goed met ons meent, en dat hij jou vrind is Glover. - Ja wel! - Van morgen op het kerkplein zei hij: “Glover is een kerel met een kop voor drie;” vraag het hem, hij zal ook zeggen dat de loonsverhooging nul, en de werktijd nog meer dan te lang is. - Wat al het moois in de toekomst betreft, dat hangt als een wolk in de lucht of een ham in den mast. Wie kan hem vertrouwen!’
‘Ik zeg immers niet dat je hem vertrouwen kunt,’ zegt Wouter snel.
‘Maar als het nu waarachtig zijn plan was om te doen, wat hij belooft, dan zou het toch zaak zijn om toe te geven,’ herneemt Prost: ‘Ik was er vóór, en Abel heeft er ook weer in de redelijkheid het zijne van gezegd.’
‘Abel is een femelaar,’ zegt Tronk, maar kan niet vervolgen, want Glover, het hoofd verheffende en den stoker met dreigend gebaar aanziende, valt in:
‘Weet jij wat Abel is? Dat is de braafste en beste kerel die er loopt; dat is de vader van mijn schat.’ En zachter met een wenk naar boven: ‘Van mijn schat in den hemel, versta je.’
‘Wie zegt dat Abel geen goede kerel is?’ herneemt Tronk.
‘Ik zeg, te goed,’ zegt Wouter, voor zich uitziende.
‘Te goed! daar staat mijn koerakter niet naar,’ herneemt Tronk: ‘Als ik een mooi kind had zien weggaan zoo als hij, dan zou er van geen toegeven en goedheid in mijn almanak staan.’
‘Stil, je maakt de vrouw wakker,’ zegt Prost.