op Loevestein zijn wij gescheiden. Uit de stad onzer inwoning zenden wij ten slotte onzen dankbaren groet aan zoo velen, die de jaren onzer omzwerving tot een' onvergetelijken tijd in ons leven hebben gemaakt. Met weemoed legden wij den wandelstaf neder. Wij hadden ons vaderland zoo goed leeren kennen en het was er ons telkens te liever door geworden. Zooveel schoons hadden wij gezien, zooveel merkwaardigs gevonden, zooveel welwillendheid en vriendschap overal ontmoet. Naauwelijks een enkele ervaring van min verkwikkenden aard hadden wij opgedaan, maar ontelbaar waren de vriendelijke herinneringen, die wij mogten bewaren. Een vervelende weg, een sombere regendag was het grootste onheil, waarover wij klagen konden, en zelfs dat werd niet zelden door goed gezelschap uitermate dragelijk gemaakt. Onheusche bejegening vonden wij nooit, weinig toeschietelijkheid zelden, voorkomendheid en hulpvaardigheid nagenoeg overal. Paleizen en kasteelen, anders voor den vreemdeling gesloten, gingen voor ons open. Kunstschatten en familie-archieven, overigens voor den ongewijde verborgen, werden ons getoond. In menig huiselijken kring werd ons plaats bereid. Uitnoodigingen werden tot ons gerigt, veel meer dan wij konden aannemen. Bouwstoffen, veel meer dan hij kon gebruiken, werden met name den schrijver ter beschikking gesteld. Particulieren en bestuurders van openbare boekerijen en archieven wedijverden in hulpvaardigheid. Mogt het hem gelukken, iets goeds en iets nieuws te leveren, hun heeft hij het grootendeels te danken. Aan aanmoediging van de zijde zijner lezers ontbrak het niet en menigeen heeft hem verklaard, werkelijk zijn land en volk beter te hebben leeren kennen, na in onze voetstappen te hebben gewandeld, of zelfstandig tot onderzoek te zijn uitgetogen. Kon hij niet alle aanwijzingen omtrent te bezoeken streken volgen, het was, omdat òf de tijd daartoe ontbrak, òf landschappen van denzelfden aard reeds genoegzaam behandeld waren. Uit de rijke stof moest een keuze worden gedaan, ook om zoo veel mogelijk herhaling te vermijden, en is de eene landstreek in sommige opzigten wat schraler bedeeld dan de andere, in een andere