‘Eene nieuwe ster aan den kunsthemel,’ stotterde de dokter na de lezing. ‘Wat beteekent zulk een ster? een oogenblik schittert zij en zinkt dan weer weg in de duisternis. Wat heeft onze Roza daarmeê gemeen? zij verlangt slechts naar stil geluk bij een nederig bestaan.’
Na den geneesheer las Celia het artikel en zonder eenige opmerking te maken, gaf zij het blad aan Frederik.
Het dagblad sidderde onder het lezen in de handen van den student en toen hij eindigde was hij doodsbleek.
‘Indien Roza voor het tooneel opgeleid werd, zou zij eene beroemdheid worden,’ zeide hij, ‘de schrijver heeft haar goed beoordeeld; doch dit mag zij niet.’
‘Zeker niet,’ verklaarde Celia.
Het dagblad dat door den heer Lucas gelezen werd, vond men in bijna al de herbergen der gemeente en vele burgers waren er, gelijk de burgemeester, op geabonneerd. Iedere vogel zou dus zijn zang over het artikel kunnen zingen.
De burgemeester las het artikel aan zijne echtgenoote voor.
‘Wat!’ riep de burgemeestersvrouw, rood van toorn. ‘Regina wordt miskend! al de lof is voor de andere.’ En verder kraamde zij zulken onzin uit dat de ooren van haar man begonnen te tuiten.
‘Wind u niet op over dat artikel,’ zeide hij zeer bedaard, ‘twee dagen zal men er over praten en dan is 't vergeten.’
Mevrouw Blokhout's gramschap ging in droefheid over, iets dat der hoogmoedige vrouw niet dikwijls gebeurde. ‘Uit liefdadigheid hebben wij Regina laten zingen,’ zeide zij, ‘en nu miskent men haar.’
‘Laat ons bekennen, mamaatje,’ sprak de echtgenoot,