In afwachting van de koffie werd het gesprek voortgezet.
‘Ik zal het kind les geven tot het einde der vacantie,’ verklaarde Celia, ‘opdat het eenig begrip krijge van hetgene men in de school doet.’
‘Met het a-b-c zeker,’ lachte Frederik. ‘Sta mij toe dat ik Rozatje onderricht geef volgens de klank-methode. Ik ken die zoo goed, als de knapste onderwijzer.’
Zoo werd het afgesproken en nog denzelfden namiddag gaf Frederik, in het bijzijn van Celia, de eerste les.
Het kind zette de oogen zoo wijd mogelijk open, toen de student met een groote lei en een stukje krijt de les begon. Wat beteekende dat? Zij was echter zeer oplettend, maar niettemin kende zij op het einde der les nog de zes klinkletters niet.
Op eene aanmerking van Celia, antwoordde Frederik:
‘Indien het kind maar vier of vijf jaren oud was, dan zou ik haar slechts, om te beginnen, twee verschillende klanken leeren, maar zij is een verstandig achtjarig meisje; ik hoop dat zij tegen het einde der vacantie zoo goed éénlettergrepige woorden zal lezen als gij of ik.’
Bij den aanvang der volgende morgenles bekeek Roza de lei, waar de klinkletters nog openstonden. ‘Ik ken ze allemaal,’ zeide zij, en ze noemde die zonder aarzelen.
‘Wanneer hebt gij die geleerd?’ vroeg Frederik.
‘Gisteren avond in mijn bed,’ antwoordde Roza.
‘Hoe? in uw bed, daar kondet ge de letters niet zien.’
‘Ja wel,’ antwoordde het meisje, ‘als ik mijne oogen sluit, zie ik alles wat ik begeer. Ik zag de lei met de letters er op en ik herkende ze.’