Een handvol gedichtjes voor brave kinderen(1857)–Johanna Desideria Courtmans-Berchmans– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 61] [p. 61] 29. De wees. 't Was nacht, een schoone lentenacht, Verlicht door star en maan; Er ruischte een zoele zuiderwind Verkwikkend door de blâan. Het helderblauwend luchtgewelf Gaf vreugde aan heel natuur, En plegtig heerschte stilte alom Op 't middernachtlijk uur. Dit uur gewijd aan stille rust, Dit heiligste uur der nacht, Werd door een schuldelooze wees In weedom doorgebragt. [pagina 62] [p. 62] Zij vouwt de blanke handen zaam, En knielt op 't nedrig graf. Dat 't lijk der dierbre vrouw besluit, Die haar het leven gaf. Lang zat zij dáár in stil gebed Voor 't beeld des Zoons van God, En smeekte Hem om troost en hulp, Om lening in haar lot. Met kracht verhief zij nu de stem, En riep haar moeder aan: ‘Met u is al mijn zielsgeluk Mijn zaligheid vergaan. Ellendig dool ik hier op aard, Terwijl ge in eeuwgen gloor Leeft met uw zaalgen echtgenoot Bij 't juichend Englenkoor. Geen zuster is mijn rampgenoot, Geen broeder deelt mijn smart; Geen hoop, geen troost, geen toekomst niets Verligt mijn lijdend hart. [pagina 63] [p. 63] O moeder, die zoo teederlijk Uw Clara hebt bemind, Bid God dat Hij 't gebed verhoor' Van uw rampzalig kind. Bid God, dat Hij mij heden roep' Waar Hij u gisteren riep; Dat Hij mij de eeuwige ruste schenk' Waarvoor Hij de onschuld schiep!’ Haar stem kreeg in dit oogenblik Een zachten englentoon, Een lieflijk windje voerd' haar klagt Tot voor der almagt troon. Verrukkend zong het vooglenkoor, De maan verloor haar glans; In schitterende ochtenpracht verscheen De zon aan 's Hemels trans. Het klokje riep, met hellen klank, Ten heilgen tempelbouw, 't Eenvoudig volk van 't vreedzaam dorp, Aan deugd en Godsdienst trouw. [pagina 64] [p. 64] En roerloos lag daar nog de maagd Geknield op 't bloeijend gras; Maar frisscher was haar aangezigt Dan 't liefste bloemgewas; En de Engel die haar had bewaakt Daalde af uit hooger sfeer: ‘O teurt niet, sprak de Godsgezant, 'k Bragt heur haar oorsprong weer. Te zuiver was haar ziel voor de aard'. 't Heil hier vergeefs betracht, Geniet zij met haar oudren nu Bij de eeuwge Oppermagt.’ Vorige Volgende