venster, want hier willen wij de nieuwe piano zetten; hier op den planken vloer zal ze beter klinken dan in de achterkamer, en het is hier ook veel vrolijker,’ sprak het meisje.
‘Neen, zij trouwt niet,’ dacht de meester nu. ‘De notaris Haveland zal toch niet hier komen woonen.’
‘Denkt gij ook niet, mijnheer Van Dale, dat wij hier te samen nog vele jaren muziek zullen spelen?’ vroeg Irma.
‘Ik hoop het,’ stamelde de meester, en, te gelijk met de vrees over Irmas huwelijk, ontviel er hem een zware zucht.
‘Zoo, gij zult te Brugge voor mij uitkiezen?’
‘Volgaarne,’ antwoordde de jongeling die gewis de vraag van de belangwekkende maagd met gevoeliger woorden had beantwoord, indien het bijzijn der moeder hem niet gehinderd had.
‘En waar gij ook moet naar toe gaan, mijnheer, is naar den meikoopdag van baas Roelens, in den Ste Margriet-polder, hij valt juist op onzen jaarmerktdag, en dan hoeft gij geene school te houden,’ zegde Irma.
‘Hebt gij al eenen meikoopdag gezien?’
‘Nog nooit,’ antwoordde de meester.
‘Ach kind! sedert meer dan een uur praat gij zonder ademhalen,’ onderbrak de moeder. ‘Kom, neem uw medecijn,’ en zij hield het meisje een vollen lepel van den bitteren drank voor, dien de maagd zonder zuur zien innam.
‘Denk niet dat ik ziek ben, omdat ik nog drankjes neem,’ zeî de halfherstelde, ‘ook schenkt verstrooijing meer levenskracht dan de beste artsenij. Mijnheer de professor, ik voel mij reeds veel beter sinds gij gekomen zijt. Wat ben ik blij over uw bezoek.’
‘Irma, gij spreekt te veel, gij zult hoofdpijn krijgen,’ zeî de bezorgde moeder; maar het meisje gaf daar geen