en jonkvrouwen! Schildknapen hebben vaak zachte oogen en, weet gij, eene jonkvrouwe kan ook harde wel de Karre bestijgen!
Amadijs bloosde omdat een onzinnige dwerg hem had kunnen doorzien en de baroenen en edelvrouwen rondom, reeds gehoord hebbende van wat Galehot aan Lancelot en den Koning gemeld had, beweerden, dat zij altijd wel gedacht hadden, dat Amadijs een jonkvrouw was. Hoewel deze bewering niet geheel en al waar was en menige edelvrouw, die met Amadijs de zoete melodië had willen drijven, zeer teleur was gesteld in hare begeerten en zoo weinig toeschietelijken schildknaap in de eentonigheid van de kasteelvië zich niet had kunnen verklaren.
Gawein lag steeds stil...
De oogen gesloten, dacht hij aan Ysabele.
En leed hij zwijgend om haar. De baroenen en edelvrouwen bleven rondom, met troostenden roep, terwijl vedelden de vedelaren.
En de hoogstemmige knapen zongen.
En Amadijs vroeg wanhopig den dwerg:
- Wanneer heeft de tooverië uit gevierd? Wanneer kan een ander, knaap of jonkvrouw, mijn heere verlossen? Zeg mij, dwerg; na zonsondergang?
De dwerg grinnikte; de zon stond nog hoog aan het namiddag-geluchte en de zonnebloemen langs de muren en grachten straalden den gouden gloed terug...
Toen grinnikte de dwerg en fluisterde:
- Hoor, mijn zoete knape! Ik en ben niet zoo dul als zij denken! De baroenen dwongen mij den burcht binnen te rijden en de garsoenen spanden het rosside uit. Maar als de Karre niet en beweegt en hier stille staat onder de koningslinde om den ridder van alle lachter te sparen, vermag niets ende niemand hem te bevrijden... En wie op de Karre springt, waarschuw ik u, ligt mede geboeid ter neêr!
- O wi, o wacharme! riep Amadijs. Zal God van Hemelrijk dat dulden!
Ook de baroenen, die mede den dwerg hadden aangehoord, riepen: