de vlammende toortijtsen der hen vergezellende knapen opgelichte schemerduister: de atmosfeer van het Destijds, terwijl zij zochten naar het Scaec en het niet vonden. De herinnering aan den geest van een ridder... een Zwevend Scaec, dat zij zochten, hier in dezen burcht, dien Gawein eenmaal had ingenomen, hij alleen strijdende en verslaande vierwerf twintig man aan elk der twaalf poorten...
- Gij versloegt tachtig malen twaalf mannen, mijn oom? verwonderde Ysabele, terwijl zij buiten het duistere duwiere traden; over de trappen stegen en daalden eindeloos de burchtgenooten, zoekende. Gij versloegt zoo vele mannen, gij, alleen? Ja, ik weet, ik las er van in de jeeste, de zelfde, die de vinder ons gisteren zong!
- Het gaf mij toren, zoete Ysabele, zeide Gawein, verlegen voor de maagd, om het bloedbad, dat hij eenmaal hier had aangericht; zoo vele dappere mannen te moeten verslaan, maar het was, weet gij, om uwe moeie Ysabele te winnen, voor Koning Amoraen... Maar die stierf van verlangen, voor ik haar bracht...
- Is het véél mannen, mijn oom, vroeg Ysabele; voor éénen ridder om te verslaan: vierwerf twintig man aan twaalver poorten elk?
- Het is nog al veel, Ysabele, zeide Gawein en bloosde. Maar het is niet zoo veel of Lancelot zoû het fayt-van-wapenen ook hebben kunnen bestaan.
- En Sagremort?
- Sagremort ook, bij Sint Michiel! verzekerde krachtig Gawein. En ook Bohort, Hestor of Acglovael, wees des gewes, mijne zoete nicht!
- Maar... Galehot? vroeg Ysabele vol belang.
- Zekerlijk zoude Galehot het hebben volbracht! hield Gawein vol. En Ywein eveneens, zonder sparen!
- En ook... Gwinebant, mijn oom?
- Gwinebant is de jongste, die mede aan zit aan Tafel-Ronde en hij is met Lancelot mij komen verlossen uit de Valleie van Ontrouwe Ridderen... Hij is een dierbare jongeling mij, Ysabele, en harde valiant en ik twijfel niet, of hij, als wij allen, had het volbracht, het fayt-van-wapenen...