om hem heen, nu zij vallen om hun moed, die tot overmoed groeit, om hun woede, die wordt onvoorzichtigheid. Want nooit dàchten zij aan de mogelijkheid van een nederlaag, zoo als zij ook nimmer dachten, dat hun lange Medische kleed, onder hunne kurassen uitwapperend, hinderlijk zijn kon in den strijd, zoo als zij ook nimmer dachten, dat hunne lichte, sierlijke wapenen, die zij droegen met boog en pijl, niet bestand zijn tegen den aanval der zwaardere Grieksche wapenen. Maar zoo lang zij hun veldheer zien, tusschen hen in, hen aanvurende, hen aanvoerende, verweren zij zich wat zij kunnen en leggen een groot aantal Lakedaimoniërs neêr.
Plotseling echter treft het hen, dat Mardonios met een Spartaan in woedend tweegevecht is. Het is de Spartaan Arimnestos, die hem heeft aangevallen. Het zijn de twee zwaarden achter-langs de schilden twee, over en weêr, elkander kruisende... De Onsterflijken dringen dicht aan om Mardonios te ontzetten... Daar zien zij hun veldheer een heftige, van pijn verwrongen beweging maken, achterwaarts in zijn zadel... Hij balt de vuist toe naar den hemel, naar de goden, naar de goden van Hellas... Het zwaard valt hem uit de hand...
Er gaat een woedend geschreeuw op uit den dichten drom der Perzen.
Maar Arimnestos roept luid uit:
- Deze dag wreekt op Mardonios den dood van Leonidas!
Zoodra de Onsterflijken hun veldheer zien vallen - is er mogelijk nog één oogenblik de gedachte in hen, zich meester van zijn lijk te maken, dat achter-over glijdt van zijn paard in het gewoel - keeren zij zich in wanorde, schreeuwende van wanhoop en woede om en slaan op de vlucht. En het is of geheel dat immense leger, dat van zoo ver is gekomen, om de Grieken te tuchtigen, te eenen male ontwricht en ontzenuwd is. Bij drommen slaan zij op de vlucht. Het is of een vizioen van Demeter zelve, de godin, bij haar tempel de vluchtelingen verhindert schuil in haar heiligdom en heilige bosch te vinden, waar zij als smeekelingen bijna veilig zouden zijn: zij vluchten den tempel om, zij storten terug over de vlakte.