nacht zijn vlammende letterteekens, die beduiden, dat Mardonios Athene nam, beschreven tegen de nachtelijke luchten van Athene tot Suza toe...
De Hellenen hebben geen tijd gehad den Perzen in Boiotië te gemoet te treden. De Atheensche gezanten verwijten het in Sparta den Lakedaimoniërs, die vieren de Hyakinthia, de lentefeesten van Hyakinthos, den lieveling van Apollo. Zij manen de Bondgenooten aan minstens nu met hen samen den Perzen slag te leveren in de Thriasische vlakte.
Er is bondgenootschap, maar er is altijd het egoïsme der staten, zoo als er, trots vriendschap, het egoïsme der individuen is. De muur over den Isthmos van Korinthe is bijna voltooid: de Peloponnesiërs hebben eigenlijk weinig van de Perzen te duchten. En Apolloon is de grootste god en de Hyakinthia zijn heilige feesten, die vieren de wedergeboorte der heilige Natuur. Moeten de Lakedaimoniërs in vroomheid te kort schieten, al vallen de Perzen in Attika?
De Eforen van Sparta antwoorden echter den Atheners, na uitstel van tien dagen, waarin de muur, die hen beveiligt, geheel is voltooid: dat vijfduizend Spartanen, ieder van hen bij gestaan door zeven Heloten, die zijn hunne slaven, op weg naar Attika zijn.
De koning van Sparta, die de aanvoerder zoû moeten zijn van de Lakedaimonische strijdmacht, is Pleistarchos, de zoon van Leonidas. Maar het knaapje is niet meer dan een kind, dat speelt nog maar oorlogje met andere knaapjes en nu zijne moeder, Gorgo, de blonde, jonge vrouw van den koning-heros, die de eeuwige held der Thermopylai zal blijven, hem toe voert zijn neef en voogd, Pausanias, zoon van Kleombrotos, die veldheer der Lakedaimoniërs zal zijn, buigt Pausanias zich toe naar het kind en omhelst het kleine koninkje: groep en oogenblik van schoonheid zoo zuiver, dat het Homerische rythme in de blauwe lentelucht schijnt te trillen.