Het begon Themistokles te vervelen. Vooral toen hij zag, dat de tegenpartij won, dat besloten zoû worden tot het verlaten der Salaminische wateren. Hij sloop de raadzaal uit, ontbood Sikinnos, den paedagoog zijner kinderen en zijn vertrouwde. En hij beval:
- Ga in een boot naar de Perzische vloot.
- Naar de Medische vloot, verbeterde de paedagoog: het was een soort van purisme, min of meer nationaal getint, de Perzen - die met de overwonnen Meden één volk waren geworden - de ‘Meden’ te noemen.
Themistokles haalde de schouders op.
- Ik zeg, herhaalde hij; ga in een boot naar de Perzische vloot en zeg aan Xerxes...
Themistokles fluisterde drie lange zinnen aan het oor van den paedagoog.
- Kan je het onthouden? vroeg Themistokles.
- Ja, zei de paedagoog. En mijn boodschap zal het heil zijn voor Hellas en de ondergang voor de Meden.
Themistokles, om de ‘Meden’, haalde op nieuw de schouders op. De paedagoog, met twee matrozen, voer weg in een sloep, of hij ging spelevaren. De zee was kalm, de dolfijnen speelden tusschen de golven. De lucht was heel blauw in prachtig midzomerazuur. De paedagoog voer kaap Kinosura om; de kusten, de riffen, de rotsen, ginds het eiland Psyttaleia, blauwden weg als in mist van louter licht. Daar lag de Perzische vloot, immens, maar wiegelende, als nauw wegende op de nauwlijks bewogene golven: vaartuig bij vaartuig bij vaartuig, de zeilen gerold, ingetrokken de lange riemen, met het touwwerk nauw donker streepende in fijne lijnen tegen de diep trillende, Zuidblauwe lucht.
De paedagoog woei met den witten doek.
De ‘Meden’ zagen hem: hij woei, hij naderde; hij vond het wel vreemd in zijn sloep met twee matrozen die immense ‘Medische’ zeemacht te naderen.
Of hij den Koning der Koningen spreken mocht - riep hij, hand aan mond - met boodschap van Athene's oppersten vlootvoogd.