- Artemisia, gij die reeds bij Euboia een heldin waart tusschen ons allen, zeg ons oprecht uwe meening...
- Mardonios, ik ben van oordeel, dat wij onze vloot moeten sparen. Dat wij geen zeeslag moeten uitlokken: de Grieken zijn op zee der Perzen meerderen, zoo goed als de mannen de meerderen der vrouwen zijn. Is het dan volstrekt noodzakelijk een zeeslag te wagen? Is Xerxes dan niet van Athene meester en heeft hij zijn doel niet bereikt? Zal het overige Hellas niet onvermijdelijk in de macht der Perzen vallen? Luister: zoo wij hier onze schepen zoo veel mogelijk in de havens laten en over den Isthmos naar den Peloponnesos optrekken, zullen wij overwinnen: de Grieken zullen ons niet lang weêrstaan; gij, Mardonios, zult hen verjagen, terug naar hun steden: zij hebben geen voorraad te Salamis. En als gij naar den Peloponnesos trekt, zullen de Peloponnesiërs niet rustig in Salamis blijven: wat kan het hun schelen voor Athene te vechten? Maar als tot den zeeslag besloten wordt, vrees ik na een nederlaag te water een nederlaag te land. Want al onze duizenden bondgenooten, o Mardonios, zeg het aan Xerxes, zijn slaven, zijn slechte slaven, zijn onvertrouwbare slaven: Egyptenaren, Kyprioten, Kilikiërs, Pamfyliërs...
Xerxes waardeerde Artemisia zeer, hoewel hij in zijn eigen hof te Suza geen feminist was. Hoewel hij van oordeel was, dat een koningin beter deed, als zijne moeder Atossa, het hof met de zweep te regeeren of, als zijne vrouw Amestris, gouden galamantels te weven, dan ten strijde te tijgen, waardeerde hij toch zeer, in dit bizonder geval, Artemisia. Hij vond de Amazone-te-water decoratief tusschen zijne admiralen en kapiteinen. Zij droeg haar helm, waaruit de zwarte haren stroomden, met zwier en de korte wapenrok ontdekte hare sierlijk in glinsterende scheenplaten omsnoerde kuiten. Xerxes gevoelde een aesthetische verteedering voor Artemisia en toen Mardonios hem - volgens de etiquette der Perzische beraadslaging - Artemisia's raad mede deelde, was hij het heelemaal niet eens met wat de koningin ried, maar glimlachte toch beminnelijk naar haar toe. Hij vond haar origineel, wèl origineel. Tè origineel misschien, maar toch...