Zijne soldaten werden verpletterd door de rotsblokken, die de armzalige maar roemrijke verdedigers neêr op hen deden tuimelen, als zij de heilige poorten naderden.
Er was een bewondering in het stemgedruisch.
- Toen ontdekten de Barbaren den geheimen doorgang, tusschen de steile rotsen... Had het Orakel niet gezegd, dat de Perzen zich meester zouden maken van al wat Athene te land bezat? Toen de verdedigers de Barbaren zagen binnen den Akropolis, doodden zij elkander, stortten zich van de muren of vluchtten den tempel binnen. Maar de Barbaren, trots de olijvetakken, die reikten de smeekelingen, doodden hen en plunderden den tempel; citadel en tempel zijn nu een hoop asch!
- Zij zullen beiden in glorie worden herbouwd! riep Themistokles, naar voren tredend, zonder te weten, dat hij Perikles' Eeuw voorspelde.
En de kapiteinen om den vlootvoogd Eurybiades beraadslaagden, of zij Salamis zouden verlaten en voor de landengte van Korinthe niet het vaderland moesten verdedigen.
Maar Themistokles dacht, dat de Bondgenooten, zoodra hunne schepen de ankers lichtten uit de Salaminische wateren, zich zouden verspreiden, ieder naar hunne eigen gewesten. Hij zeide het niet hard-op maar besprak, aan boord terug, de zaak met zijn vriend Mnesifilos, uitvoerig.
- Als de Bondgenooten hunne ankers lichten... zei Mnesifilos.
Zij keken elkander aan; zij dachten het zelfde.
- Is Hellas verloren, zei Themistokles.
- Niemand, zelfs Eurybiades niet, zal de Bondgenooten kunnen weêrhouden, zeide Mnesifilos. Themistokles, roep op nieuw den raad bij een.
Themistokles begaf zich op nieuw naar Eurybiades; op nieuw riep de vlootvoogd de kapiteinen samen ter raadsvergadering.
En Themistokles sprak, hartstochtelijk, en drong aan maar Adeimantos, de kommandant der Korinthiërs, viel hem ruw in de rede:
- Themistokles, wie in de Spelen vóór de anderen zich haast de