XXXI
Maar Xerxes zond, met een brief aan Atossa en een brief aan Amestris, een postbode van Athene, dat hij vermeesterd had.
De Koninklijke Perzische Post was reeds door Kyros uitgevonden en ingesteld en iets prachtigs van Perzische administratie. De posthalten, militair bedrild, waren op zeer korte afstanden van elkander gelegen; de frissche paarden stonden steeds gezadeld; de uitgeruste koeriers wachtten af, steeds op den uitkijk.
Daar draafde een koerier aan, den postzak om zijn middel gesnoerd; wipte af, hij snoerde den postzak los; de koerier, die hem verving, snoerde den postzak rondom zich vast; besteeg flitsvlug zijn gezadelde paard: hij verdween in een wolk van stof; voort ging het, tot de volgende posthalte...
Zoo, binnen veertien dagen, had de Koninklijke Post uit Athene Suza bereikt...
En lazen Atossa en Amestris hare bijna gelijk luidende brieven voor, die Xerxes aan zijne moeder en zijne vrouw schreef:
- Wij hebben, met hulp van den God der Perzen, een schitterende overwinning behaald. Athene is in onze macht. De vijand vliedt voor ons uit naar alle kanten; zijne verliezen zijn niet te tellen. Groote schatten vielen in onze handen. Onze verliezen zijn zeer gering. De God der Perzen zal verder helpen.
Geteekend:
Xerxes,
Koning der Koningen.