Xerxes
(1993)–Louis Couperus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 100]
| |
tig schepen; de Chalkidiërs met twintig schepen ook, die hun de Atheners hadden geleend. De Aigineten met achttien schepen; de Sikyonen met twaalf schepen; de Lakedaimoniërs met tien schepen; de Epidauriërs met acht schepen; de Eretriërs met zeven schepen; de Troizenen met vijf schepen; met twee schepen de Styrenzen en met twee schepen die van het eiland Keos; de Lokriërs met zeven schepen, velen dier schepen met vijftig riemen, roeiende door de breed bewogene wateren der Aigaïsche zee... Maar de Atheners stevenden naar kaap Artemision met honderd-zeven-en-twintig schepen, onder bevel van Themistokles; Eurybiades, zoon van Euryklides, een Lakedaimoniër - want de Verbondenen wilden geen Athener tot admiraal - voerde bewind over héel de vloot. De Atheners, uit diplomatie èn vaderlandsliefde voor het geheele Hellas, hadden niet aangedrongen, trots hun vele schepen, schikten zich voor het oogenblik en Themistokles schikte zich, spinnende in zijne sluwheid verschillende geniale combinaties uit... Maar de Grieksche kommandanten, vóor kaap Artemision, turende naar de kolossale Perzische vloot - kolossaal nog steeds, trots tegenspoeden - waren van schrik bevangen en wilden vluchten. Die van Euboia smeekten Eurybiades te wachten tot zij in veiligheid hadden gebracht vrouwen, kinderen en slaven. Zij konden Eurybiades niet overtuigen. Zij gingen naar Themistokles. En boden hem dertig talenten, zoo hij de vloot vóor hun eiland weêrhouden kon, opdat de zeeslagen niet elders gestreden zouden worden en Euboia niet weêrloos gelaten. Themistokles zag glimlachend de dertig talenten voor zich liggen. Hij vond het geen verraad zich door Hellenen te laten omkoopen, ten bate van Hellas; hij vond het ook geen schurkenstreek, ten bate van Hellas, Helleensche kommandanten met Helleensch geld om te koopen deze wateren niet te verlaten. Hij ging met drie talenten naar Adeimantos, den gezagvoerder der Korinthiërs, die reeds aanstalten maakte onder zeil te gaan en zeide hem: | |
[pagina 101]
| |
- Adeimantos, bij den almachtigen Zeus, gij zult ons niet verlaten: grooter geschenk zal ik u geven, zoo gij blijft, dan u geven zoû de Koning der Perzen, zoo gij gingt. En hij gaf hem de drie talenten: Adeimantos bleef, meenende, dat hij Atheensch geld ontving. En naar Eurybiades ging Themistokles met vijf talenten. Ook Eurybiades bleef, meenende, dat hij Atheensch geld ontving. Themistokles behield de overige Euboïsche talenten: het waren er twee-en-twintig. Oneerlijk was hij niet geweest, slim alleen, met een glimlach om menschen en dingen, tevreden om Hellas en zich. Toen werden voor Themistokles gevoerd een man en een jonge vrouw: zij dropen beiden van water. - Wie zijt gij? vroeg Themistokles. - Themistokles, zoon van Neokles, zeide de man. Ik ben Skyllias van Skione, de uitmuntendste duiker van Hellas. Zij hier naast mij is mijn dochter Kyana; zij duikt als ik. Toen de Perzische vloot voor het Pelion-gebergte geteisterd werd door den storm, zijn wij beiden trots de woede van het weêr gedoken in de diepte der zee. - En hebben wij de Perzische ankers los gerukt, zeide Kyana en lachte. - Maar heb ik den Perzen veel gouden en zilveren vaatwerk van den bodem der zee terug gebracht, zeide schelms de duiker. - Toch er ook voor ons van behouden! lachte Kyana. Themistokles lachte ook. - En nu? vroeg hij. - Wij wilden niet meer onder de Perzen leven, zeide Skyllias. - Wij wilden naar die van Hellas terug, zeide Kyana. - Bij de Afeten, waar de Perzische vloot voor anker ligt, dook ik in zee. - Ik ook, zeide Kyana. - Bij kaap Artemision eerst kwam ik boven water. - Ik ook, zeide Kyana. Themistokles lachte. - Het is niet waar, zeide hij, lachende. | |
[pagina 102]
| |
- Is het niet waar?? vroeg Skyllias verontwaardigd. - Niet waar?? vroeg verontwaardigd de dochter. - Hoe lang zoû je onder water dan hebben gezwommen? vroeg lachende steeds Themistokles. En hij berekende zelve: - Tachtig stadiën... - Kleine stadiën, meende de duiker deemoediger. Themistokles lachte steeds. - Je bent in een boot gekomen, zeide hij. - Maar wij hebben eerst onder water gezwommen, zeide Kyana. De boot wachtte ons op. - Nu ja, wij hebben niet tachtig stadiën onder water gezwommen, bekende de schelmsche duiker. Zij lachten allen drie. Toen zeide Skyllias: - Ik ben een goede Griek. Ge kunt mij vertrouwen. De Perzische vloot - een deel er van - zet koers naar Euboia. Dit wilde ik u alleen maar zeggen. En dat van de Perzische ankers, is waar. - Ik geloof je, lachte Themistokles. Ik zal de kommandanten voorstellen te beraadslagen. Raad werd gehouden dien morgen. Dien namiddag trok de kleine onvoltallige Grieksche vloot de Perzische vloot te gemoet, om eens te toonen, wat zij wel vermocht. Op de Perzische vloot dachten de kommandanten en zeesoldaten, dat er enkele Grieksche gekken aankwamen, met zóo weinig schepen. Zij lichtten hun ankers en meenden zich van die onzinnige Grieken wel gemakkelijk te kunnen meester maken. De Grieken vielen aan: zij maakten zich in het nauwe vaarwater meester van dertig Perzische triremen... En die nacht, of Boreas en de windgoden werkelijk de Grieken bleven beschermen, stak de geweldige storm op. Het was midzomer; de donder rolde zonder ophouden met zwarte wolken en regengeraas aan van den berg Pelion. Vele Perzische schepen versplinterden en de lijken en het wrakhout verwarden zich tusschen der andere schepen riemen. Dit gebeurde alles omdat de god der Grieken - Zeus - tegen den god der Perzen in - dien zij ook wel Zeus noemden - de | |
[pagina 103]
| |
Perzische vloot aan de Grieksche wilde gelijk maken: op de riffen van Euboia werden de Perzische schepen meêdoogenloos geslingerd en toen de dag verklaarde, kwam den Grieken versterking toe van drie-en-vijftig Atheensche schepen en zij vernietigden in dien namiddag de Kilikische afdeeling van de Perzische vloot. Den derden dag streden zij met gelijke krachten: de Perzische vloot, wie haar eigen te talrijke schepen hinderden, zoodat zij in elkanders riemen verwarden en bonsden tegen elkaâr, verloor dien dag tal van schepen en mannen: ook de Grieken leden groote verliezen... Het waren die zelfde dagen, dat Leonidas de Thermopylai verdedigde: te land of te water verdedigden de Grieken den doortocht naar Hellas. Maar dien avond, terug voor Artemision, gaven de Grieken, vooral de Atheners, zich rekenschap van hun groote verliezen en beraadslaagden zij, hoe ten spoedigste in Hellas' binnenlanden te vluchten. Het was niet wat Themistokles wilde en hij dacht: - Zoo ik slechts de Ioniërs en de Kariërs weêr tot ons terug kon brengen... En hij liet op de rotsen schrijven, bij de bronnen van drinkbaar water, waar zeker de Perzische schepelingen zouden komen hun kruiken vullen: - ‘Ioniërs! Gij doet onrecht te strijden tegen uw vaderen en ons, Hellenen, te willen doen buigen onder Perziesch juk. Vergeet niet, dat gij de oorzaak zijt van dezen oorlog... Houdt u minstens zoo onzijdig mogelijk, mochten de Perzen u dwingen: vecht niet met kracht tegen uw vaderen en broeders...’ En Themistokles dacht: - Zoo Xerxes van deze opschriften niet hoort, zullen de Ioniërs naar ons overloopen... Zoo Xerxes van de opschriften hoort, zullen verdacht de Ioniërs zijn in zijn oog en zal hij ze niet meê laten strijden. Maar een verkenner kwam aan van Thrachis en meldde den dood van Leonidas en van de Driehonderd en van de Thespiërs en dat de weg naar Athene open lag... | |
[pagina 104]
| |
En het waren zorgenvolle dagen, dagen van vertwijfeling bijna; het was niet raadzaam meer in deze verre wateren te blijven; zelfs al zoû de geheele Perzische vloot hier worden vernietigd, o hoe broos was deze ‘houten wal’, deze trotsche maar reeds geteisterde, nieuwe vloot der jonge zeemogendheid, die de golven slechts onder zich had, niet meer het land zelve, dat den menschen noodig is. |
|