van het wijde pavillioen. Er stond Xerxes' vergulde bedde van leeuwevellen; er stond zijn vergulde toilettafel met gouden toiletartikelen; er stond een verguld dressoor met gouden vaatwerk; er hingen Xerxes' goudene wapenen en de Koning en de prins zaten aan een vergulde tafel, waarop de landkaart lag van Hellas. Al het verguld en goud schitterde in den rood zevenden zonneschijn rondom Xerxes met dien rijken glans, dien hij beminde.
- Demaretos, zeide Xerxes welwillend. Je bent een eerlijk man: de waarheid van je woord is mij bewezen. Wat je mij voorspeld hebt, is bewaarheid. Zeg mij alleen nu nog: hoeveel Lakedaimoniërs zijn er nog over in Sparta? Zijn ze allemaal zoo dapper als die ons hebben bestreden?
Xerxes noemde niet gaarne Leonidas' naam: er was nog een litteeken aan zijn slaap van de hem in het gezicht geslingerden diadeem en de diadeem zelve was geheel vertrapt.
Maar de Koning der Koningen glimlachte Demaretos welwillend toe.
- O Koning, antwoordde Demaretos. De Lakedaimoniërs zijn velen en velen zijn hunne steden. Maar ik zal u doen weten wat weten gij wilt. Sparta, der Lakedaimoniërs hoofdstad, bevat achttienduizend mannen, gelijk aan de driehonderd, die gij verslagen hebt...
Ook Demaretos - eenmaal koning van Sparta - vermeed het Leonidas' naam te noemen, hoewel op de lippen hem welde: ‘rondom Leonidas...’
- De andere Lakedaimoniërs, meende Demaretos er vaag aan te moeten toe voegen; zijn dapper maar niet zoo weêrgaloos als die...
Op nieuw slikte Demaretos Leonidas' naam in.
- Dien gij verslagen hebt, herhaalde wie eenmaal was koning van Sparta geweest.
- Zeg mij, drong de Koning aan; hoe ik ze op de eenvoudigste manier overmeester. Want, werkelijk, het duurt mij te lang.
- Groote Koning, sprak Demaretos. Ik zal u geven mijn raad zoo goed ik het vermag. Zend driehonderd uwer schepen naar Lako-