plots een razende storm. Trots den morgen bleef het nacht en de orkaan rolde hooger en hooger de golven en smeet de triremen tegen elkander. De matrozen der eerste rij schepen trokken die aan land en daar lagen zij, als gestrand maar buiten het grootst gevaar. Maar de schepen, die Boreas in de opene zee omraasde, rukte hij van hunne ankers en rameide ze tegen elkander. Hij sloeg ze in woede tot spaanders of blies ze met hemelhoogen golfslag tegen de rotsen en riffen van het Pelion-gebergte, dat daar, dadelijk aan de kust, als een lange, steile noodlotsmuur zijn titanische bescherming omhoog verhief. Tot Kasthanaia, tot Meliboia woeien schuin de radelooze schepen weg, en versplinterden.
Drie dagen en nachten duurde de ramp. Meer dan vierhonderd schepen, dien vierden dag van blauw lachende zomerzee, spoelden hun wrakhout aan, de flarden hunner zeilen, de lijken hunner bemanningen. Bij kaap Sepias bewoonde een Magneziër, Aminokles, zoon van Kretinos, een uitgestrekte bezitting, die van het gebergte neêr daalde tot het riffige strand en terwijl hij de lijken zijner zonen, die in den storm waren omgekomen, luide beweende met alle de zijnen, spoelden de kalmere golven hem ironiesch den eenen gouden beker na den anderen toe, en rolden de zilveren schalen, nog niet gezonken, rondom zijn voet: de goden ontnamen hem in één dag zijn kroost en maakten hem rijk met Perzische schatten: hij wist niet of hij weenen of lachen zoû...
Toen offerden de Magiërs aan de Winden, aan Thetis, aan de Nereïden, maar het was reeds kalm geworden zonder die offers. Maar de meest nuttelooze dingen, die de menschen meenen te doen, vooral ter verzoening der goden, houden de grootste schoonheid in, schoonheid van gebaar en gedachte.
Xerxes hoorde niet dadelijk van de ramp. Hij was met zijne legers door Thessalië tot den Malischen golf getrokken: zijne legers telden nu bij de zes millioen man. Het land was overal leêg gegeten, de rivieren waren uitgedronken. Het scheen dezer dagen, dat Xerxes gegroeid was. Hij was langer van gestalte dan ooit en scheen majestueuzer. In zijn omweidenden blik was echter een vreemde onrust en hij sliep sedert de revue van Doriskos slecht.