Die was leêg, maar getrokken door tien blanke paarden en te voet liep de menner, achter de paarden, want niemand mocht den wagen bestijgen: Zeus, onzichtbaar, de Zeus der Perzen, dat is de God der Perzen, beklom soms den wagen, onzichtbaar.
Volgde Xerxes, op zijn strijdwagen, bespannen met twee paarden van Niza en zijn wagenmenner ging te voet: hij was een broêr der koningin en heette Patiramfes, zoon van Otanes.
Volgde de harmamax van Xerxes: zijn overdekt rijtuig, waarin hij zich strekte als hij moede was van het trotsche staan in den wagen.
Volgden duizend piekeniers, maar de pieken met de punt naar boven, met gouden appelen er op.
Volgden duizend ruiters, keurkorps cavalerie.
Volgden de tienduizend Onsterfelijken!
Alle deze ruiters en infanterie schitterden van vergulde helmen, smedig hunne leden omgevende schubberustingen, arm- en beenstukken, groote schilden, bogen, pieken en zwaarden. Het goud, als een glans, lag overal, zwaarder of lichter, op. Duizend Onsterflijken hadden gouden granaatappelen op hunne pieken, de negenduizend anderen zilveren en het goud en zilver was als een verblindende kabbeling van glansen, boven en om de gehelmde koppen. Die kabbelende glans weêrspiegelde in de oogen, als in kleine, in de schilden als in groote spiegels; om de neuzen der mannen liepen en wisselden weêrschijn en vegen van goud en zilver en blauw, want de zon, uit zwoel azuren lucht, spiegelde overal neêr en terug, op de granaatappelen en de appelen en in de schilden en aan de punten der pieken. Als de paarden hinnikend steigerden, wapperden hunne witte of zwarte manen als prachtige vlaggen feestelijk boven den glans uit.
Dan was er wederom een leêgte, twee stadiën lang.
En volgde de immense legertros, uren lang, ordeloos, onder de discipline der klakkende zweepen en het gevloek der onderofficieren.
Tegen den namiddag verzwoelde zwaarder de lucht.
Het leger verliet Lydië en kwam in Mysië, trok de stad Karena