In de grootste onderneming schuilt het grootste gevaar. Wij zùllen geen hongersnood lijden, wij zùllen van land noch water hebben te lijden, mijn oom en wij zùllen geheel Europa veroveren.
Artabanos begreep, dat er voor hem niets meer te raden of te ontraden viel. Toch zeide hij nog:
- Alleen nog dit, Xerxes, voor wij afscheid nemen en ik naar Suza terug keer: neem u in acht voor de Ioniërs...
Xerxes lachte.
- Neem u in acht voor de Ioniërs, herhaalde Artabanos. Voer ze niet tegen hun eigen bloed in het veld. Om in aantal de meerderen te zijn, hebben wij hen niet van noode. Zoo zij met ons mede trekken, zullen zij zijn of de ongerechtigste of de gerechtigste aller volkeren. De ongerechtigste, als zij hun land brengen onder ons juk, de gerechtigste als zij voor hunne vrijheid vechten. Ons belang bij hunne ongerechtigheid is luttel, hunne gerechtigheid kan ons groot nadeel berokkenen.
Maar Xerxes lachte.
- Vrees niet, oom, zeide hij. Ik ben vól vertrouwen, ook op de Ioniërs. Keer terug tot Suza, regeer mijn rijk en mijn huis: aan u leen ik mijn kroon en mijn schepter!
Xerxes kon zulke dingen prachtig zeggen. Oom, al was hij een wijsgeer, was steeds onder den indruk als Xerxes zoo iets zeide, met zijn hoogen glimlach en koninklijk armbeweeg en zwier van gracieuze hand. Het waren de zielehoogmoedigheden, die zoo menschelijk harmoniesch in hem afwisselden met de zieleverteederingen, vond oom...
De revue, met het geëvolueer der troepen en schepen scheen geëindigd, want de veldheeren, voor den troon gezeten, rezen op en naderden den Koning. En ook Xerxes rees op en begon:
- Perzen, bij den aanblik van het schitterende schouwspel, dat zich voor ons ontplooid heeft, draag ik op nooit te doen tanen den glans van de eeuwig roemrijke daden mijner hooge voorvaderen en mijns onvergetelijken vaders, Dareios...
En Xerxes hield een schitterende redevoering, die de veldheeren hoorden en die de op de vlakten en stranden en schepen verzamelde troepen mochten raden.