onzer gekozen, in plaats van na Chersonezus' vervloeking, op een schurftigen ezel te verlieven, dien zij dadelijk Charmides noemt!
Ik hoorde dit alles, terwijl mij Charis langs de mannen geleidde. En ik hoorde ook Menedemus, die verder vroeg aan de geleerden:
- Dus, wondermeesters, wat raadt ge mij?
De eerste zoon Aesculapius' antwoordde:
- Het beste lijkt mij dien ezel te verzorgen...
De tweede viel in:
- En Charis te zeggen, dat haar bruidegom, die verwond uit den strijd is gekomen, met toewijding door ons verpleegd zal worden...
En de derde zeide:
- Om, als hij genezen is, de plechtige verloving te vieren...
Menedemus sloeg de handen in wanhoop op en de broeders en neven, in wanhoop, wrongen de hunne...
- En al dit ongeluk, riep Menedemus; omdat Chersonezus, wien ik mijn eenige dochter had toegedacht, een slechte man is, een vervloekte toovenaar, die Charis betooverde, toen ik eindelijk de waarheid omtrent hem wist en weigerde mijn kind op te offeren!
Meer hoorde ik niet; tusschen reidans en bloemenkrans geleidde Charis mij - en gewillig volgde ik - naar het zuilenrijke buitenverblijf...
Maar de geneesheeren kwamen ons achterop en zij zeiden:
- Edele Charis, uw bruidegom, die zoo juist uit den strijd is gekeerd...
- Is gewond en ziek, edele Charis!
- Uw edele Charmides, o Charis...!
- Is ziek en gewond en verpleegd moet hij worden...!
- In der daad! zeide Charis, de betooverde maagd, en hare stem klonk als de klank van een Lydische fluit, als Ionische melodie. Hij is gewond, mijn Charmides, na den vijand verslagen te hebben, o mijn liefde, o mijn held, o mijn heerlijkheid!!
En eerst zoet meêwarig, juichte haar stem op en hare armen omhelsden mij en zij kuste mij op mijn ezeleneus, terwijl ik mij