haar open, blij, dat de oude mevrouw niet vergeten werd.
- Dag mevrouw... Er zijn boven meneer Takma, dokter Roelofsz en mevrouw Floor... Ja, straks kan u zèker naar boven... Dank u, de oude mevrouw is heel wel... Ja, ja, ze overleeft ons nog allemaal... Wil u dan maar een oogenblik wachten, hier in de voorkamer...? We stoken er nou lekkertjes, met dat weêr, want al komt mevrouw nooit naar beneden... ja, u weet dat wel, er wacht àltijd wel eens iemand van de familie...
Oude Anna deed Ina zitten; de meid richtte den voorkamersalon in als gezellige wachtkamer. Zoo was er nooit te veel drukte voor de oude mevrouw. Dàt mocht ook niet. De vulkachel brandde goed. De stoelen stonden in cirkel. En de oude meid, uit beleefdheid, om Ina gezelschap te houden, stond een oogenblik bij haar te praten, tot Ina zeide:
- Ga zitten, Anna...
De oude meid zette zich, eerbiedig, op een punt van een stoel. Dat was zoo de gewoonte, die men met haar had aangenomen, omdat zij al zoo oud was. Zij vroeg beleefd naar de kleintjes van mevrouw Lili.
- Zoo dra het eens goed weêr is, komt mevrouw Van Wely de kindertjes eens brengen, bij over-over-grootmama...
- Ja, dàt zal mevrouw aardig vinden, zeide de oude meid, maar zij wipte tegelijkertijd op, en riep:
- Daar komt waarlijk juffrouw Stefanie ook! Nu, de oude mevrouw wordt niet vergeten.
Zij liet tante Stefanie De Laders bij Ina, trok zich nu naar de keuken terug.
- Meneer Takma, de dokter en tante Floor zijn boven, zei Ina. We zullen even wachten, tante... Tante, weet u, waarom oom Daan eigenlijk naar Holland is gekomen...?
- Om zaken? zei Stefanie vragend.
- Ik geloof het niet. Ik geloof, dat er iets is...
- Dat er iets is? zei Stefanie geïntrigeerd. Wat? Iets, dat niet zoo behoort?
- Wàt het is, weet ik juist niet. U weet, papa laat nooit iets los.