| |
| |
| |
De kathedraal van Barcelona
Het zal in het sombere Zuiden, dat Spanje ons lijkt - het Zuidelijke land met de donkere tint - eene der grootste bekoringen zijn de Gothische kathedralen te zien en die van Barcelona - hoewel zij de éerste is, die de vreemdeling, zoo hij zich niet te Gerona ophoudt, aanschouwt - zal zeker niet de minste blijken. Het is in dit moderne Barcelona, waar de nieuwe avenuen zich strekken met haar leelijke architectuur van moderne huizen - naar alle mogelijke bouworden en stijlen karakterloos en smaakloos naast elkander gezet, als om den nazaat vooral goed te bewijzen, dat onze eeuw geen eigen stijl had - een heerlijkheid plotseling in het oudste gedeelte der stad door een opene boogpoort het klooster der kathedraal te zien wemelen en op te zien naar de twee afgeknotte, nooit voltooide torens van het achterschip...Plotseling is de stemming der sombere Middeneeuw om ons, ook al steekt de latere, lichter tintige, flits van den voorgevel te dartel, te à jour, te laag bij den grond uit die massa van donkere steen eenigszins vergeefs naar den hemel op...Maar het verschiet van dat klooster, gezien door de opene poort over het Bisschoppelijk paleis, is het niet de Middeneeuw zelve, naar welke wij reeds een weinig begonnen te smachten? De spitsbogen, grauw, ja bijna zwart van steen, rijzen er hoog in vrome rust en in den kloostertuin, dien zij met hun omgang van kapellen omsluiten, zeeft de zon door glanzend loover grooter magnolia-boomen, druipt de zon van de bladveêren grooter palmboomen af en glimmert op het water van het vierkante bekken, waar, om welke legende weet ik niet, een paar ganzen drijven of, mijmerend, de treden af
| |
| |
komen waggelen. Want de groote, witte vogels, hoewel zij geene zwanen zijn en sierlijkheid missen, hebben misschien, heel vreemd, in deze omgeving iets meer passends van placide bepeinzing dan de ijdele, trotsche zwaan zoû hebben gehad en hoewel de onsierlijke gans een oogenblik in dezen prachtigen kloosterhof verwondert, went ons oog spoedig aan den anders ongeliefden vogel, die zich vergeestelijkt tusschen deze schaduwen en dit licht, onder die magnolia's en deze palmen...Dit kathedraalklooster, waar, achter mooi gesmeed ijzeren hekken - en velen met het palmbladerenmotief aan de stijlen - de kapellen zich ommegaand rijen, is nu de meditatie-plaats der bedelaars, oude mannen en vrouwen, die, in lompen, thuis zijn in deze Gothische pracht...Een poort geleidt de kathedraal zelve binnen, de kerk van het H. Kruis, of van St. Eulalia, wie zij later gewijd werd en hoewel de zon buiten scheen, huivert de duisternis om ons rond...Het zal die duisternis blijken, die in vele Spaansche kerken opzettelijk door de mystieke bouwmeesters is bewaard tusschen hooge wanden en hooge zuilen, door het zoo spaarzaam mogelijk aan brengen van ramen. door wier kleurige glasruiten zelfs het middagzonnelicht heen breekt als door een prisma van getaand juweel. Het is de stemming der Middeneeuw, der sombere, zwarte tijden. Geweken waren de blanke, schitterende gloriën der Oudheid, gestort waren hare glinstergreinige of polychroom gloeiende tempels, gestort ook de beelden harer heerlijke goden; die goden zelve waren overwonnen, en gevlucht voor den Galileeër, en hoewel eeuwen lang de nieuwe God nog aanbeden werd in bijna heidenschen vorm, in bijna heidensche heiligdommen, zal de Byzantijnsche strakheid eerst, - nog op gegloeid door de weelderigheid der mozaïeken - onverbiddelijk geleiden naar reeds duistere vereenvoudiging der oud-Christelijke bazilieken, tot de eerste Romaansche kerk is gedacht en gebouwd, in ronden boog en kruisschip, in eenvoud en
strakken ernst, opdat de Gothiek eindelijk, die samengestelde ópvlucht en neêrval van den menschelijken geest, geschapen zal worden. En deze oude Barceloonsche kathedraal - hare eerste steenen dateeren uit de tiende eeuw - richt hare bin- | |
| |
nenbogen om ons op nog Romaansch rond maar reeds zoo hoog, als de bouwmeesters maar dorsten te doen rijzen hunne bundelpijlers van tal van smalle colonetten - smalle zuilen als vast gevoegd tot éen zware reuzenzuil - om dan, de kapiteelen uit, te doen beschrijven de ronde lijnen, de gebrokene cirkels, tot de segmenten, regelmatig, met lichtopvang en schaduwneêrslag, in den weifelglans der hooge, kleurige vensters, tegen elkander rusten, daar, in de hooge hoogte en het rondlijnig en spitspuntig verwulfsel scheppen. Uit die hoogte, van af dat verwulfsel, langs die tallooze ronde lijnen, uit die tallooze spitse punten zinkt de stemming der Middeneeuw af, als donkere sluier op sluier, als zwart waas op zwart waas, want de vrome mensch, wien de bouwmeester zulke kathedralen bouwde, wilde zijn God aanbidden in duisteren schemer en niet meer in lachend licht, in stapelingen van zwart grauwe steen en niet meer in polychroom of glinsterend marmer. Zijne ziel was niet meer de heldere der antieke tijden; zijne ziel was geworden, door een nog heidenschen Byzantijnschen naglans, de in dofheid neêrgezonkene, die weet, dat hij, in zonde geboren, slechts gered kan worden van den Duivel door den Zaligmaker, bij wien Diens Moeder en de Heiligen hem middelaar zijn, indien de zondaar àlles rondom zich vergeet, behalve smeeking, behalve gebed, behalve alle wereldverzaking en levenslustdelging...
De Duivel...! De obsessie komt weêr over mij, als zoo vaak zij over mij kwam, in een Noordelijke, Gothische kerk. De Duivel, ik denk hier dadelijk aan hem, nu ik éen oogenblik neêr zit in de schemerduisternis van deze huiverend schoone, donkere kathedraal. De Duivel...terwijl mijn oogen op slaan naar het spaarzame licht, dat filtreert door de bonte ruiten, daar boven, in de smalle spits-ramen, zie ik de Gothische segmenten, in de hoogte, boven de zuilen, tegen elkander aan liggen als spitse schermwieken van reuzige vleêrmuizen, als stille, nervige vleugels van roerlooze demonen en boven de Capilla Mayor - waar het hoogaltaar, dof goud, een kleine gouden Gothische kathedraal zelf, schitter-schemert tusschen hangsels van oud rood damast - boven die minia- | |
| |
tuur Gothiek-kerk - breiden zich reuziger, spitser, nerviger, de eigen wieken van Satan uit, hij zelve daar als een immense Zonde, als de Heer der Zonde, zichtbaar slechts aan zijn vleêrmuisvleugels, aan zijn schermwieken, die hij tracht geheel uit te spreiden...Dat vreemde duivelsche in de Gothiek, en dat niet alléen in een enkel ricaneerend detail, nauwlijks opmerkbaar, aan een kapiteel, maar overheerschend, overdekkend, alom zichtbaar, het heeft mij altijd getroffen en het treft mij weêr in de kathedraal van Barcelona, maar het treft mij met een huivering wekkende schoonheid van gedachte en hare uitbeelding in het sombere steen. De bouwmeester en de ziel, voor wie hij bouwde, hebben nóoit hier van den Euvele gesproken, maar zij hebben, onbewust, altijd aan hem gedacht en de duisternis is geweven, de schaduw heeft zich gestapeld, de booglijnen hebben hare zwellingen tegen elkaâr gevoegd als vrome handen op het zelfde oogenblik, dat de spitse segmenten zich te zamen voegden als demonevlerken en in het verre, juweelen getintel der kleurige ramen - weêrschijn van het Paradijs - hebben de biddende zielen gestreefd,
dóor al het zwart, dóor alle duisternis, trots Satan zelven, die loerde en hen overschaduwde, òp te zweven naar de hooge, verre, heilige Haven van Licht, die enkelen onder haar, de begenadigden, in extaze hebben aanschouwd, dóor de verijlde, vreemd Satanische verwulfsels der Gothische kathedralen heen...
* * *
En deze lijnen, en deze gedachten zijn ons de schoonheid in dezen bouw. Nu wij dit gezien en gedacht hebben, doet het er niet toe of de façade van latere eeuw te klein, te kinderachtig, te laag van spitsen, te luchtig à jour, te licht van tint, volstrekt niet in overeenstemming is met den zwarten ernst, dien zij achter zich bergt, hindert het niet of, naar een vreemden stijl, het koor is aan gebracht. midden in het middenschip en, af gescheiden van de Capilla Mayor, de ruimte der kathedraal overvult, afbreuk doende aan haar grootsch perspectief. Het is de zuilen langs, dat wij blikken moeten; het is daar boven, langs die schermsegmenten, dat
| |
| |
wij droomen moeten, om de schoonheid van de kathedraal van Barcelona, in al hare Gothische maar hier toch werkelijk Spaansch sombere ziel, te bevatten. |
|