| |
| |
| |
Terug in Venetië
Hij staat weêr overeind! Op Venetië's open Casino, dat de Piazza San Marco is, heft hij weêr fier, hoog en breed, zijn gouden engel in het azuur van de lucht en wij zullen hem spoedig gaan vieren met feesten en speechen en hymnen en duizende electrische lichtjes!
Ge begrijpt wel, dat ik spreek van den nieuwen Campanile. Was het noodig hem weêr op te richten, identiek aan zijn oude gestalte?? Architecturaal was hij en is hij wat plomp en lomp van lijn, zoo tegen de fabelgebouwen aan van de Baziliek van San Marco en het Dogenpaleis. Nu ik hem weêr zie, in zijn moderne gestalte, zonder patine nog over zijn baksteen, met zijn pyramidemuts, waar boven zijn gouden engel, kan ik hem heusch niet mooi nog vinden. Wij schelden hem uit voor sta-in-den-weg. Ja, hij staat er zoo breed en lomp in den weg, die baksteenen reus; hij doet wat grof aan tegen de tooverachtige fijnheid van kerk en paleis, en als wij nu bij Florian zitten thee te drinken, ontneemt hij ons het gezicht op de Porta della Carta; gezicht, waaraan wij ons reeds jaren lang hadden gewend.
Eigenlijk hadden wij hem kunnen missen. Toen hij stortte in een hoop puin, hebben wij hem wel betreurd om zijn tragiesch einde, maar eigenlijk is hij nooit te vergelijken geweest bij Giotto's ideale, blanke klokkelelie, die Florence's Campanile is. En toen zijn hoop puin was weg geruimd en wij de Piazza terug zagen, zònder hem, scheen het ons toe, dat zij eigenlijk nog mooier, nog ruimer, nog feërieker geworden was. De sta-in-den-weg was uit den weg geruimd en Doge-paleis en Baziliek deden
| |
| |
sprookjes-achtig mooi aan, nu wij zonder zijne verhindering hen konden toe droomen...
Maar deze artistieke flâneur-opvatting was niet de religieuze der Venetiaansche geestelijkheid. Een Kathedraal, hiërarchiesch zóo hoog, als de Baziliek van San Marco is - gewijde begraaf-plaats van het heilige gebeente eens Evangelisten - kon haar klokketoren niet missen, kon hare klokken niet missen om haar hooge feesten in te luiden. En daarom staat hij er weêr overeind, fier en hoog en breed, al is hij ook wat lomp en plomp, een reus van baksteen, die zijn pyramide-muts verheft in het door de Tramontana gegeeseld azuur.
Hij beschut ons voor dien kouden wind. Waarlijk, op de Piazzetta is het niet uit te houden van dien ijzigen Noorden-adem; maar op de Piazza, bij Florian, in de zon, is het warm omdat hij de windvlagen breekt en tegenhoudt. En nu wij, dankbaar, hem weêr bekijken, lachen wij hem tóch een beetje uit, want die plompe baksteenen reus, hij lijkt op een kandelaar! Een kandelaar met een driehoekigen domper er op en boven op den domper een engel van goud! Een prozaïsche kandelaar, zoo tegen de poëzie der magische architectuur van paleis en van kerk aan. En hij blinkt van nieuwheid, onze kandelaar, onze baksteenen kandelaar, onze heusch niet mooie kandelaar...
Hù, wat een bar koude, ijzige wind! We schuilen weg in des Campanile's bescherming en lachen hem een beetje uit: zoo doen wij, helaas, àltijd met wie alleen maar goed en deugdelijk is en niet bevallig van lijn...Maar ons zoo plaagziek hart zal toch mede jubelen met iedereen als wij weldra onzen nieuwen reus van een kandelaar gaan bejuichen en behymnen en des avonds, te zijner eere, de lichtjes zullen bewonderen, die de Oude en Nieuwe Procuratiën van de Piazza zullen onderstreepen met gloeiende lijnen electriesch licht, terwijl Paleis en Baziliek, en Nieuwe Campanile natuurlijk, zullen gebaad worden in zeeën van blanken glans...
* * *
Die Piazza, dat open Casino! Is er ter wereld wel iets te vergelijken
| |
| |
met hare grandioze bekoorlijkheid? Die breede vloer van trachiet en marmer, om welks vierkant zich de paleizen verheffen der Oude en Nieuwe Procuratiën, de Oude met hare bevallige Moorsche kanteelen, de Nieuwe met hare overstelpende Renaissance-weelderigheid! De gevel van den San Marco, kleurig heiligen-prentenboek van mozaïek, glanzende bladzijde uit een missaal, zuigt de laatste zonnestralen op in zijn flonkerend kleurengewemel en van de drie vlaggemasten op bronzen voetstukken, eertijds den banieren gewijd van Cyprus, Morea en Candia, flapperen nu de nieuwe vaderlandsche kleuren, groen en rood en blank, fel tegen de blinkend blauwe lucht. Die gloeiende felheid, dat juichend hozanna van volkleur temperen met hare grauwige vlucht Venetië's tallooze duiven; de duiven werpen over wat àl te bont is in dezen kleurenjubel de eindeloos wisselende schaduw harer klapperende wieken. Want als het feest in Venetië is, als nu, is het ook feest voor de duiven; want als Venctië vol, overvol zich van vreemdelingen, tuk op feest, vullen gaat, vieren ook de duiven haar grootste feest van vol-op korrelen maïs, die de bekoorde vreemdelingen haar strooien...Ja, de vreemdelingen strooien haar zóo de gouden korrelen van het geurige graan, dat de duiven de kropjes op staan als van verzadigde bourgeois-satisfaits; dat zij trippen en trappen over de korrelen heen en oververzadigd ze nauwlijks meer achten, vooral nu het Campanile-feest ook het liefdefeest is van de duiven...Tot wanhoop der verteederde Engelsche dames en vooral der jeugdige Germaansche, op huwelijksreis met Venedig-und-Tauben dwepende, blondvlechtige Gretchens, pikken de duiven, vol zoeten graans, nauwlijks meer uit de korrelen-gevulde, geduldig opgehouden handjes en loopt doffer duifje na, tusschen de voeten bijna der duizende wandelaren. Doffer, kropje op gezet van zoeten graan en van liefdesbegeeren, veêren uit
gezet, staart tot waaier uit gebreid, roekedekoeënde, om duifje toch te verlokken; duifje, daar-en-tegen, onverschillig glad van veêrtjes, schijnbaar onaangedaan door deze maand van April en van hoogtijd, héel coquet doffer telkens ontvluchtende, uit wiekende, uit zwierende over de Piazza heen...
| |
| |
om dan, heimlijkjes, tusschen het beschuttend beeldhouwwerk der Procuratiën, toch doffers snavelzoentje te dulden in de mollige veêrtjes van haar gladde, grauwe kopje...
* * *
In Venedig zijn natuurlijk, behalve de Tauben, ook de gondels aan de sentimenteele dweepzucht over geleverd der jeugdige Duitsche Eheparen...Ik geloof, dat, behalve in het speciale geval te dienen tot wiegeling van jeugdige Duitsche liefde, de gondels een beetje hebben àf gedaan. Ik meen, dat er zelfs een oogenblik kwestie van is geweest de gondels af te schaffen. Het zoû zeer zeker ‘lokale kleur’ minder zijn, maar ik, voor mij, zoû de zwarte doodkisten, die zoo laag over den groenen spiegel der kanalen langzaam, heel langzaam voort schuiven, niet missen. Zij hebben geene charme voor mij, even min als hunne trage wiegeling; uit een gondel ziet men van al te laag de mooie Venetiaansche waterwereld; een mensch is nu eenmaal gewend aan een hooger niveau dan een visch; vooral het niveau van een visch der Venetiaansche kanalen is nièt te benijden voor wie toch menschelijk reukorgaan heeft. Hoewel ik dus niet, of zoo min mogelijk, van den gondel gebruik maak, zoû ik de gitten vegen der zwart gelakte gondelen over de groene kanalen wel betreuren, schafte het moderne leven hen af, en zekerlijk heb ik nu reeds diep medelijden met de arme gondeliers. Zij hebben iets ongelukkigs, iets te-kort-gedaans, iets melancholieks als of zij gevoelen, dat hun rijk ten einde spoedt: zelden ziet de toerist een vroolijken, jongen gondelier; meestal zijn het oude, verweerde gerimpelde kanaal-robben, die u met hun ‘gòndola! gòndola!’ pogen te verlokken, en als ik mij dan af wend, voel ik mij bijna schuldig, zoo goed als ik mij schuldig gevoel wanneer ik mij van een bedelaar af wend, zonder naar een soldo te tasten...Maar ik kan heusch niet, den armen gondelier ter wille, mij op offeren om in zijn gondel mij slap voort te laten wiegelen over het lage niveau, waartoe hij mij vernedert en mijn hoogmoed waardeert Venetië's schoonheden meer
van het standpunt harer pittoreske bruggetjes, van het dek harer snel voort
| |
| |
vlietende vaporetti, van de loggia van het Paleis, ja, zàl die schoonheden spoediglijk meer ook waardeeren van het hoogtepunt der nieuwe Campanile-muts af, onder de schaduw van de gouden wieken zijns engels!
* * *
Zoo dus, naar het mij voor komt, het wiegelend gondel-drijven minder en minder gedaan wordt, geloof ik, dat in géene stad zoo te voet wordt geflâneerd als in Vcnetië. De flâneerende, zonder haast voort schuivelende menschenmassa's, niet gestoord door voertuigen, trams en automobielen, gaan den geheelen dag over de Piazza voort, slaan de Merceria in, slenteren en slamieren tot den Rialto-brug, komen weêr op hare passen terug, rusten uit in een café, en flâneeren weêr voort, altijd voort. Iedereen flâneert, elegante dames, onelegante toeristen, officieren en bedelaars en iedereen rust uit in een café; de café's - van Florian, Quadri, Lavena af, - de chique der Piazza, - tot de niet-chique toe bij den Rialto-brug, zijn den geheelen dag vol rustende flâneurs en de bedelaars drinken even goed hun kopje koffie voor tien centesimi als de chique menschen het duurder doen op de Piazza. En als men dit straatleven dan gade slaat, dan krijgt men den indruk, dat in dit buitengewone stadsdécor, dat Venetië is, niemand ter wereld iets uit voert, iedereen flâneert en iedereen koffie-tjes drinkt en ijsjes lepelt...Het geen een foutieve opvatting is. Want de arme camerieri, die u de ijsjes en koffie-tjes aan brengen, hebben het druk om dol van te worden; dan werken ook dezer dagen zéer druk de electriciens, die de verlichting der Piazza voor bereiden en het drukst werkt misschien de fioraia. Wie kent niet in Venetië de fioraia! Er is er maar ééne enkele bloemenverkoopster, maar zij is eene beroemdheid van de Piazza: zij rent, de niet meer piepjonge, met haar mand vòl rozen, lelietjes-van-dalen en anjelieren den geheelen dag, en niet flâneerende, soms in versneld tempo, café's en restauraties in en uit,
houdt stil langs àlle tafeltjes en àlle koffietjes en ijsjes, verkoopt hare bloemen en ijlt dan met leêgen mand naar huis om nieuwen voorraad te halen en haar druk trippelleven
| |
| |
van voren af te beginnen. Ik zie haar overal, in het café, in de restauratie, in het theater, in het circus, op het vermouth-uur, het koffie-uur, het thee-uur. Ik verwonder mij nog werkelijk, dat zij niet door de open gekierde deur een anjelier aan mij biedt op het moment, dat ik in bed stap! Er is geen ontkomen aan, aan de fioraia van Venetië!! Daar bij...maakt zij mij het hof en ik ben vreeslijk gevoelig om het hof te worden gemaakt, zelfs door een niet meer piepjonge fioraia. En de fioraia, die dat weet, zegt mij hoogst ernstig, terwijl zij uit mijn knoopsgat met minachting den anjelier van den vorigen dag verwijdert om er een frissche te doen ontluiken:
- Weet u, meneertje, u is mijn porta-fortuna: als ik ù een bloem heb verkocht, maak ik dadelijk goede zaken, of zelfs als ik maar even in uw schaduw sta...
Ik kijk haar aan of ze mij voor den gek houdt. Maar neen, ik zie aan haar heel ernstig gezicht, dat zij het meent. Zij is heel bijgeloovig, de fioraia, aan mijn geluk-aanbrengende schaduw...En - het is misschien héél gek maar het is zoo: - nu ze even bij mij staat te kakelen, komen er drie dames, de eene na de andere, om een paar bloemen te koopen en dàn...komt er een Amerikaan en zegt:
- I want flowers...: fiori...
De Amerikaan koopt - ik tèl ze - vijftien anjelieren, biedt een biljet van tien lire en wandelt met zijn fiori weg...
De fioraia kijkt mij verrukt aan: ik geloof, dat ze mij bijna zoû willen omhelzen. En ik, nederig, zeg:
- Dat is méer dan ik je je bloemen betaal...
- Als ik dorst, gaf ik ze u voor nièts! jubelt de fioraia; want u...u is mijn porta-fortuna!
Het is misschien weêr ijdel, o gij, mijn mij ijdel vindende lezer, dit te vermelden, maar in alle gevalle is het zuivere waarheid, even goed als het zuivere waarheid is, dat, nu ik mijn gemalin ontmoet en haar drie, opzettelijk voor haar en met zorg uitgekozene anjelieren aan biedt, zij met een moê gebaar mij zegt:
- Maar beste jongen, waar moet ik toch iederen dag altijd die bloemen spelden? Onder mijn bont, op mijn bont? Ik weet er
| |
| |
heusch geen weg meê, en het is nog veel te koud voor altijd anjelieren...
Zij eindigt toch met ze tusschen al haar witte vossen een plaatsje te bezorgen en de fioraia, die ons weêr in versneld tempo voor bij trippelt, lacht haar en mij dankbaar toe... |
|