| |
| |
| |
Messina
- Wij moeten, zegt mij mijn vriend en tijdelijke reisgenoot; toch werkelijk eens voor een paar uur naar Messina gaan; het is heel interessant te zien wat er over is van de ongelukkige stad en wat men nu van haar maakt...Men ziet niet iederen dag een stad, die vernield werd door een aardbeving. En Gigi, die zoo veel van ruïne's houdt, zal het zeer belangrijk vinden...
Gigi, (ge weet, lezer, dat ik dat ben) ligt, terug van Syracuze, op een zonnigen morgen in het gras en de madeliefjes van het amfitheater des Griekschen Theaters van Taormina en staart langs de verbrokkelde zuilen over de blauwe Ionische Zee, als hij deze woorden verneemt...Ze vervullen hem met een zekere nòg lichte angst, een angst voor de mogelijkheid eener naderende verschrikkelijkheid, een angst om...een angst om werkelijk naar Messina te moeten gaan; een vooruitzicht, dat Gigi het bloed in zijn impressionabele aderen doet stollen...
Want Gigi is, o, zoo een wonderbaarlijk mengsel van tegenstrijdigheden en Gigi, die dol is op antieke ruïnes van marmeren paleizen en tempels...Gigi heeft een huivere angst voor moderne ruïnes na moderne catastrofen: voor ruïnes vooral van een stad, die enkele jaren, ènkele moderne jaren geleden slechts, vernield werd door een ontzettende aardbeving als geen tweede ter wereld geschiedde.
- Ach! zegt Gigi diplomatiesch en hij rekt zich lui en gaapt; zoû het hèusch de moeite waard zijn - naar Messina te gaan? Er is niets van over dan een puinhoop! Het zal een triestig en weinig belang wekkend schouwspel zijn...
| |
| |
En Gigi, smeekend, slaat een blik naar zijne gemalin om haar uit te lokken hàre opinie te zeggen.
- Wat mij betreft, zegt de gemalin van Gigi; ik geniet van mijn rust in Taormina en stel nu niet zoo een groot belang in die ruïnes van Messina. Maar, zoo als je zegt, Orlando, Gigi zal het erg interessant vinden en hij kan met je gaan op een middag: o, een paar uren zullen wel genoeg zijn...
Gigi is bleek om zijn neus geworden en zijn ziel vult zich met droeve verontwaardiging en melancholie. Jaren lang leeft men samen met zijne gemalin en zoo weinig kent men elkaâr! Geheimen heeft men niet voor zijn vriend en toch, die vriend begrijpt niet hoe huiverig angstig Gigi is voor...dat vreeslijke Messina!! En Gigi, die niets zegt, die geene woorden vinden kan om zijne melancholie, droeve verontwaardiging en huivere angst te uiten...hoort daarenboven dien zelfden vriend nog zeggen, als had deze nièts vernomen van Gigi's reeds afwerende woorden:
- Zeker, niet langer zullen wij dan een paar uren blijven in Messina, maar ik verlang wèl de stad te zien, nu ik er vlak bij ben en er woont een kennis van mij, een architect, die er grond heeft gekocht en er bouwen wil, en ik zal hem, als wij komen, telegrafeeren of wij die paar uur op zijn auto mogen rekenen...
Ik zeg niets. Ik heb de kracht te blijven zwijgen. Maar, in de bloemen en het gras uitgestrekt, zie ik het aanbiddelijke landschap thans als door een nevel van angst. Staan we eindelijk op, dan voel ik mijn beenen onder mij knakken...Ten laatste, vóor het diner met Gigi's gemalin alleen in hunne kamers, barst Gigi los:
- Maar begrijp je het dan niet?? Ik vind het vreeslijk naar Messina te moeten gaan!??! Ik vind het afschuwelijk! Ruïnes!! Ja, de ruïnes van antieke paleizen en tempels, maar de ruïnes van dat verschrikkelijke Messina! Het bloed stolt me in mijn aderen als ik er maar aan denk! Je herinnert je toch wel: toen de ramp gebeurde en we lazen de telegrammen, in Nice, heb ik gehuild, als een kind! En nu wil Orlando me laten zien wat over is van die afschuw!! Van die horreurs!!! Ik wil niet, ik ga niet, ik zal het Orlando zeggen, dat ik heusch niet wil en niet meê ga en dat ik al ziek word van het idee
| |
| |
alleen...de ruïnes van Messina te moeten aanschouwen!
- Hoe kan je je toch zoo aanstellen! zegt Gigi's gemalin met zachte, vergoêlijkende stem, zoo als men spreekt tot een opgewonden kind, dat nog niet stout is, maar het zoû kunnen gaan worden. Je meent toch niet wat je zegt? Natuurlijk, een antieke ruïne is interessanter, maar Messina zal je óok interesseeren. En het is een motiefje voor een feuilleton. Kom, doe nu maar de haakjes achter van mijn japon dicht en stel je vooral niet aan, niet waar...Trouwens je kan onmogelijk weigeren met Orlando meê te gaan; hij zoû het vervelend vinden alleen dat uitstapje(!) te doen en hij, die heelemaal van Smyrna naar Syracuze is gekomen om je te zien en zóo lief voor ons is en je zoo bederft...neen, je kàn niet weigeren met hem meê te gaan, zelfs al stel je nu niet zóo een belang in Messina...
Gigi's bevende vingers haken de japon dicht van Gigi's gemalin. Gigi's trillende hart is vol verontwaardiging, melancholie en angst. Nooit kent de een de ander! Steeds blijft men het onkenbare mysterie voor elkaâr. Mensch tegen over mensch is sfinx tegen over sfinx...!
De bel van het diner luidt! Gigi, oprechte natuur, zal zich geweld moeten aandoen, moeten huichelen ter wille der vriendschap...En wat het ergste is, vóor hem...boort zich het vreeslijke perspectief...naar Messina te moeten gaan.
- Dunque, zegt Orlando aan tafel; willen we overmorgen gaan??
- Heel gaarne, antwoordt, zoet, Gigi.
- Dan zal ik mijn architekt telegrafeeren.
Orlando telegrafeert zijn architekt, de architekt telegrafeert terug. Hij wacht ons overmorgen, des middags, na het lunch. De verschrikkelijke dag nadert aan, het verschrikkelijke uur is aangewenteld. Orlando en Gigi zitten in den trein naar Messina. Dat duurt niet langer dan éen uur...Reeds kondigt de plaats des onheils zich aan...In een gestorte boerenhuizen, links en rechts, nog niet afgebroken, nog niet opgebouwd, gebarsten stukken muur...
Lezer, ge zult misschien het niet willen gelooven, maar ik vond den aanblik huiveringwekkend. Terwijl Orlando zich interes- | |
| |
seerde voor de bouwvallen, rechts en links, zat ik, als het mij mogelijk was, recht voor mij uit te staren en poogde niet te zien...
- Zie toch, Gigi; kijk dat huis, het is net als in tweeën gehakt...
Ik kijk. Langzamerhand komt over mij de ernst van wat mijn vrouw noemde: mijne aanstellerij. Langzamerhand, maar zeker, begin ik te begrijpen, dat ik verkeerd heb gedaan mijn vriend te vergezellen om hem geen leed te doen. Kon ik dan ook nog in den aanvang van dit relaas even schertsen...lezer, vergeef mij, ik kan het niet meer. Ik voel, dat ik, zelfs nog in den trein, kilkoud word dàt aan te zien. Mijn oogen staren, mijn lippen zijn dun getrokken...maar omdat Orlando het wil, kijk ik links en rechts naar de ruïne's...
Wij zijn te Messina. Wij stappen uit en de architekt is groot als mijn vriend is en hij heeft een sonore stem als mijn vriend heeft. Zij hebben elkaâr in langen tijd niet gezien en voelen behoefte elkander met sonore stemmen vele dingen te zeggen. Gelukkig, want ik weet, dat ik niets zeggen kan. Orlando stelt mij voor, ik heb de kracht de forsche hand van den architect te schudden en hem te verzekeren, dat ik allergelukkigst ben in Messina hem te ontmoeten...Onderwijl bedenk ik, dat, daar Orlando zoo veel belang stelt in moderne ruïnes en, tegen zijne gewoonte, zeer spraakzaam is met zijn architekt, ik best rustig in Taormina had kunnen blijven tusschen óok een ruïne, maar een antieke; die van het Grieksche Theater.
Daar staat 's architecten auto.
- Gigi, zegt Orlando; je houdt van vóor zitten; ga jij zitten naast den chauffeur, dan zitten wij achter, niet waar?
Ik alleen, naast den chauffeur, en zóo rijden dwars door die cauchemar! Ik denk er niet aan! En ik heb den moed, in het Hollandsch, terwijl de architect bezig is met zijn chauffeur, Orlando te zeggen:
- Ik wil niet zitten naast den chauffeur. Ik wil naast jou zitten...
Orlando kijkt mij aan.
- Wat heb je? vraagt hij zorgzaam. Ben je niet wel? Je bent zoo bleek...Heb je hoofdpijn?
| |
| |
- Een beetje, zeg ik. Ik wil achter zitten...
De architekt, niet op de hoogte van dit ‘à part’, bemoeit zich weêr met ons, en doet natuurlijk zijn vreemden gast - mij - het eerst instappen, in zijn auto. Ik nestel mij in een hoekje. Orlando volgt, en hem volgt de architekt. Orlando, in het midden, zit een beetje ongemakkelijk en naar voren, maar het kan me niet schelen en ik nestel achter zijn rug...
Daar gaan wij...De architekt wijst links en rechts en praat en praat steeds door. Mijn vriend kijkt, kijkt links en rechts...Wat mij betreft...
Als een zieke kat zit ik achter in de auto, mij beschermende met den breeden rug van Orlando. Wat ben ik toch een kind! Wat heb ik toch en waarom ben ik...bang!? Ben ik bang?? Ja...ik ben bang. Ik vind het afschuwelijk angstig door Messina's straten te rijden...Enkele jaren slechts geleden aardbeefde de grond hier in de donkere nacht, stortten paleizen, kerken en huizen in; enkele jaren geleden slechts zijn hier geschied de afschuw wekkende gruwzaamheden...Herinnert ge het u nog! Veertig duizend menschen zijn hier omgekomen! Hier, daar, tusschen de vlammende ruïne's, tusschen de wolken van puin schreeuwden de slachtoffers te vergeefs om hulpe, stikten zij onder hunne stortende huizen...Ik zie het nu! Het is die vreeslijke gave, die ik heb, te zien wat geschied is eeuwen her, maar ook jaren her! Vreeslijke gave?? Neen...Verrukkelijke gave, als de strenge Historie, de lachende Legende mij geleiden door Forum en over Palatijn, voor de tempels van Segesta, Selinunte, Girgenti, door den doodenschrijn, die Pompeï is...Maar vreeslijke gave, o vreeslijke gave, nu ik, in een hoek van een auto aanschouw - o niet alleen nog niet afgebrokene, opgeruirade ruïne's...nu ik aanschouw...de nacht...de vreeslijke nacht zèlve...de nacht, dat de grond golfde en weêr golfde...de dageraad, dat de zee beefde...en weêr beefde...nu ik aanschouw de bloederige lijken, half hangende uit die ramen, de gewrongen voeten, die alléen te voorschijn krampen uit het gestapelde puin...een verkoolde vrouw met haar kind, verkoold in hare zwarte stokken van armen...nu, om mij, de geheele stad noodlottig wan- | |
| |
kelt met hare muren en torens en in éen stort over de verraste duizenden, de veertig duizenden...
Dat alles is om mij heen, dat alles zie ik...en zie, nu is het de volgende dag; daar rijzen de muren van den vernielden Dom, daar strekken zich de ruïne's van de vernielde Pallazzata, rij van paleizen, den haven langs, daar beijveren zich de ambulances, daar torsen de soldaten van het Roode Kruis de pakken lijken weg, gewikkeld in lakens...En ongedeerd, als door een wonder, gaan wij met onze puffende auto, als goden, door al die verschrikkingen heen en dat leed...en de jaren wentelen voor mijn angstigen blik in een oogwenk om...en daar rijst de nieuwe stad, de nieuwe stad van houten barakken, de nieuwe stad van lage huizen - een, twee lage verdiepingen - in rechte rijen gebouwd als de straten van een kampement, wijde straten met lage huizen, glimpend van zinken daken, stad zonder schoonheid, stad alleen gebouwd voor wie zoo gehecht waren aan den grond, waar hun wieg stond, dat zij, zelfs na het Onheil, Messina niet konden verlaten...En nu, omdat bij dien aanblik van die nieuwe, rechtstratige, schoonheidlooze stad, achter Orlando's veiligen rug de huivere angst mij niet zoo gruwelijk meer doorsiddert, hoor ik weêr de sonore stem van den architekt tegen de sonore stem van mijn vriend in, het brons tegen brons van twee krachtige Italiaansche mannestemmen, die de dubbele medeklinkers en de r's doen vibreeren en ik hoor den architekt, uitzwaaiend een wijd gebaar, zeggen tot mijn vriend:
- Kijk...daar...dat heele terrein, daar bij het nieuwe hôtel, Hôtel Regina Elena, dat heb ik gekocht en daar ga ik huizen bouwen, kleine, lage, praktische villino's in tuinen, de straten heel wijd...we maken veel gebruik van gewapend beton en...de grond kost niets...en de huizen kan ik heel goedkoop neêr zetten en als je er misschien een klein villa-tje koopen wil, leef je er voor niets, totaal voor niets...en voor jou, die telkens naar Smyrna moet voor je zaken, zoû het misschien aardig zijn - wat zeg je? - een huisje in Messina te hebben...Messina, dat is niet zoo ver als Rome is of Florence...Wat zeg je??
Ik hoor niet goed wat mijn vriend antwoordt, maar ik zweer
| |
| |
bij alle goden, in mijn auto-hoekje, achter Orlando's rug, dat, mocht hij ooit het voorstel aannemen van dien duivelschen architekt, dien vreeslijken man-van-zaken, die in dit verschrikkelijke, angst verwekkende Messina, in deze stad van onheil en ramp en verwoesting grond heeft gekocht voor een appel en ei en horribele, leelijke, moderne villatjes bouwen wil...ik, Gigi, geen voet zal zetten in mijn vriends woning, voor niets en voor niemand ter wereld! Ik wil niet meer in Messina terug komen, kom ik er van daag heelhuids uit!
Maar aan alles komt een einde, ook aan een auto-rit door verwoest en door nieuw Messina...Daar zitten wij met ons beiden in den trein, die terug ons naar Taormina zal voeren...en Gigi, door het raampje van den coupé, ziet de nieuwe stad van rechte straten en lage huizen opglimpen van lampjes-electriciteit: het schijnt, dat ieder huisje zijn lampje heeft en alle die lampjes teekenen als groote, langbeenige letters door de vallende nacht...en Gigi herinnert zich, dat de architekt heeft verzekerd, dat, als er des nachts weêr een ramp Messina trof, en hare electriciteitfabriek trof...de geheele nieuwe stad in den donker zoû liggen, zonder een enkel van die kleine lampjes om den nieuwen afschuw te beschijnen...
Maar Orlando buigt zich naar mij over en zegt:
- Gigi...is je hoofdpijn opgeklaard? Wat trof het nu slecht, dat je juist hoofdpijn hadt! Je was zoo bleek en zag er slecht uit...Is het nu beter? Hadt je die hoofdpijn al dezen morgen? Waarom heb je het mij dan niet dadelijk gezegd, dan had ik den architekt afgetelegrafeerd...want je begrijpt, ik ben gegaan voor jou, omdat ik wel dacht, dat jij je erg voor Messina zoû interesseeren; mij kunnen die kapotte huizen en ingestorte paleizen nièts schelen, dat begrijp je ook wel, niet waar...
- Wàt? zeg ik. Jij bent gegaan...voor mij?? Maar ik ben gegaan...voor jou!! Ik ben gegaan, omdat je me verzekerd hebt, dat Messina je zoo interesseerde, en ik het niet lief van me vond je alleen te laten gaan! Ik, ik? Maar ik vond het afschuwelijk in Messina; ik zag er tusschen de ruïne's door niets dan vizioenen van afschuwelijke tooneelen...en nu zeg je mij, dat jij gegaan bent voor mij!
| |
| |
Orlando buigt zich nog dieper en zijne beide handen leggen zich op mijn knieën, die hij schertsend bij elkander drukt.
- Maar Gigi, zegt hij serieus; bedenk nu eens even: wat kunnen mij...in een gestorte huizen en kerken schelen???
Ik kijk hem in zijn oogen, die lachen. Ja waarlijk, wat is het dom geweest van ons beiden, van Gigi's gemalin en van Gigi! Om te denken, dat in een gestorte huizen en kerken Orlando iets konden schelen! Neen, hij is alleen willen gaan om mij...en ik, ik, stommeling, ik ben alléen gegaan voor hem!!!
- En ik heb je nog wel dadelijk gezegd, roep ik verontwaardigd, over mijzelven vooral; dat ik niet naar Messina verlangde!
- Ja, zegt Orlando; maar ik dacht, dat je dat zeide...om mij...begrijp je, uit discretie, omdat ik meende, dat je wel begrijpen zoû, dat ik, voor mijzelven, liever genoot van een luien dag te Taormina...
- Dus zijn we voor elkaâr naar Messina geweest!! Nu enfin...we hebben dan Messina gezien...Ik huiver er nog van...Alleen Orlando...je gaat toch niet van dien bejoegden vriend van je, van den architekt...zoo een horribel villa-tje koopen??
- Ik denk er niet aan, Gigi, stel je maar gerust: ik zal me nooit in Messina vestigen, al biedt de kerel me een van zijn villa-tjes cadeau aan!!
Ik ben gerust gesteld. En hoewel in mij het tragische bewustzijn weêr opdoemt, dat mensch zit over mensch als sfinx over sfinx, dat niemand iemand kent, dat iedereen zich telkens in iedereen vergist...wil ik nu, dat wij Taormina naderen, nu dat ik bevrijd ben van die nachtmerrie van verschrikkelijkheid - Messina - de humoristische kant van het gevalletje beschouwen:
Dat wij de een voor den ander naar Messina zijn getogen...
Zonder dat wij een van beiden de minste behoefte hadden Messina te zien... |
|