| |
| |
| |
III Sicilië, Venetië, München
| |
| |
Bella Napoli
Mag ik het nu maar dadelijk in eens en oprecht zeggen? Zonder er doekjes om te winden of er wàt ook, zoo dan geen doekjes, om heen te draaien? Wel nu dan, lezer, zie hier: Napels, la bella Napoli...is eigenlijk heelemaal niet mooi, en het is heel belachelijk om, na Napels te hebben gezien, te willen sterven, omdat ge zoudt wanhopen ooit in uw leven iets schooners dan Napels te kunnen aanschouwen.
Neen, Napels is heelemaal niet mooi...en ik ben zoo blij, dat te hebben uitgevonden, want, ziet ge, het is een uitspraak, die heelemaal niet banaal klinkt, een gloednieuwe uitspraak van een gloednieuwe opinie, en beide - opinie en uitspraak - zijn geld waard voor den schrijver van een Dagboekblad, wil hij ten minste aan dit blad een zekere pakkende charme geven!!
Want - ge geeft het mij toe - mijn uitspraak heeft u verrast, uw nieuwsgierigheid is opgewekt en ge wilt nu weten van mij, den enthoeziasten beminnaar van Italië...waarom Napels niet mooi is.
Wel, dáar hebt ge recht op. En ik zal pogen mijn zoo vreeslijk origineel standpunt te verdedigen, dat zelfde standpunt, van waar ik, Napels overziende, Napels onmogelijk ‘mooi’ kan vinden...
Napels, een stad, waar ik op dit oogenblik toef, - tijdelijk, héel tijdelijk, want met lange sejouren als te Rome en Florence, vereer ik Napels niet - Napels heeft nooit kunnen bogen op mijn hevige sympathie. Het Italië van mijn hart ligt eigenlijk tusschen Venetië, Florence en Rome. Turijn is mij te Fransch, Milaan is mij te
| |
| |
Duitsch - in Milaan heet iedereen Ermanno Schuster of Gualtiero Müller of Corrado Meyer - en Napels, om nu bij Napels te blijven, Napels is mij te Napolitaansch. En was Napels nu nog maar zoo mooi als hare reputatie, maar neen, neen, duizendmaal neen! Toen ik Napels voor de eerste maal zag - ik was een klein jongske - was ik al zéer verbaasd! Is dàt nu Napels? dacht ik, terwijl ik een amfitheater van witte huizen zag liggen tegen een berg. Sedert is mij Napels steeds zóo voor gekomen: een onbelangrijk amfitheater van witte huizen tegen een berg. Wel, over de witte huizen en den blauwen berg dreef somtijds wel eens een mooi, fijn parelen waas van licht, maar dat waas...was niet van Napels, dat waas is eene der Zuidelijke lichtstemmingen en we behoeven daarom niet naar Napels te komen...
* * *
Kom, denkt de lezer, hij vertelt maar wat, onze blagueur, en eigenlijk vindt hij Napels wèl mooi...Beste lezer, hoè kan ik u nu verzekeren, dat ik ernstig meen wat ik zeg, en heelemaal van daag nièt blageer! Geloof mij, ik vind, en wat erger is, Napels is niet mooi. Napels is een silhouetlooze stad, zonder eenige stedeschoonheid. Want de schoonheid van een stad is toch hare silhouet, niet waar? Florence is een bekoorlijke stad, als ge haar silhouet ziet liggen van Fiesole of Bellosguardo; Rome is een pràchtige stad, als ge haar met een oceaan van koepels machtig ziet aangolven tegen den Pincio; Venetië is een fabelachtige stad, als gij haar tooverachtig op ziet sproken van den Lido af...Maar waar en wat is de schoonheid van Napels? Nu, ik wil wel toe geven, dat, als ge héel ver weg zijt - bij voorbeeld in Sorrento - en in het parelend waas Napels dan liggen ziet tegen haar berg aan, er een zekere schoonheid is van verschiet, een optiesch bedrog. Maar de intieme of overweldigende of sprookjesachtige stedeschoonheid van Napels, waar is diè?
En waar zijn, om nu niet meer over ligging en silhouet te spreken, de architecturale schoonheden van Napels? Ge herinnert u de Byzantijnsche paleizen, moskeeën en minaretten van het
| |
| |
wondere Venetië; ge herinnert u de Middeneeuwsche torens en tinnen van dierbaar Florence; ge herinnert u de, zich in vizioen voor uw geestesblik weér op bouwende, sublieme ruïnes van Rome...Wat is er in Napels - ge ziet, ik ga mijn bewering staven - architecturaal te vergelijken met deze drie verschillende schoonheden der drie andere steden...?? Niets. Wat in Napels omhoog staat, zijn de witte banale huizen of baroque-kerken. Ja, Napels is de stad van den baroque-stijl, van dien vreeslijken stijl van gevoellooze krullen en overladene omamentiek. Hare kerken zijn baroque-kerken, hare paleizen zijn baroque-paleizen, en daartusschen wriemelen wel ‘schilderachtig’ - lief woord! - de nauwe straatjes en steegjes, gedrapeerd met waschgoed, maar...omdat Napels veel hygiënischer is geworden in de laatste twintig jaren...is veel van dat ‘schilderachtige’ verdwenen! En zoo breidt Napels zich uit banaal en onbelangrijk en vraag ik mij af wat de charme is van deze stad...Ik vind haar niet. Wat is hare Villa Nazienale vervelend, doodsch en verlaten...Wat is hare beroemde Galerij banaal en karakteristiekloos...Ik weet wel éene wondere Schoonheid in Napels - dat is het Nationaal Muzeum - maar die Schoonheid zeg ik u niet van daag. Die Schoonheid is waard een andere stemming dan de bromstemming van van daag. Een oprechte bromstemming, heusch zonder blague. Ik heb Napels altijd gevonden, zoo als ik u heden deze stad zeg.
* * *
Mag ik door gaan? Napels is nog èrger dan een niet mooie, banale stad; Napels is...een ploertige stad. (Ziet ge, lezer, weêr iets nieuws!) In geen andere Italiaansche stad komt ge zóo veel ploertige typen - Italiaansche, meen ik, - tegen als in Napels. Maar laat mij er nu dadelijk bij voegen, dat dit ploertige...mij juist heel erg interesseert, en daarbij, dat ik niet alleen Napels ploertig vind, maar dat ik Italianen ken, die Napels ploertig vinden...als ik!!
Loop over straat, zit in een café...overal zullen ze u treffen, de interessante, ploertige, Napelsche types. Dit zijn de glanslokkige, grofzuidelijke, donkere mannen, achter wier nauwe hersenen
| |
| |
alleen omgaat de woekerwinstberekening. Dit zijn de diamantoverladene, glimharige, vetvingerige, dikborstige vrouwen, de zelfde preoccupatie onder de groote hoeden, die hare corpulenties ecrazeeren. Equivoke silhouetten en...equivoke zielen! Gij zijt het, die het interest geven aan deze stad! Het is niet uwe stedeschoonheid, niet uwe ‘schilderachtigheid’, o banaal wit of met groezelig waschgoed gedrapeerd Napoli, dat ons met belang doet dwalen door uwe straten en sloppen. Het is om, met meer of minder echte diamanten, overal diè belangwekkende ploertigheden op te speuren. Het is om die mannen en vrouwen - soms zitten ze in pelsen in auto's en soms staan zij loerende op den drempel hunner gevaarlijke huizen - te peilen in de donkere, gitten oogen en door te dringen in hunne vulgaire woekeraars-psyche. Want dit vette, glanzende, flonkerige ploertetype - mannelijk of vrouwelijk - ziet ge noch in Florence, noch in Rome: dit ploertetype is Napolitaansch. Dit is wel heel anders dan het geestig guitige, Toskaansche scherzo of de Romeinsche trotschbreede fierheid.
En weet ge, dit type is het wat zelfs den Italiaan doet zeggen, die nièt van Napels is:
- Napels...is het mauvais-lieu van ons land. Napels is de markt van onze slechte passies. Napels is onze woekerbank en ons lupanar. In Napels, o gij, vreemdeling, zijn wij vreemdeling als gij. In Napels komt ook ons, als u, te gemoet de ploertige gids, die er uit ziet als een halve heer, of de verschrikkelijke entremetteuse. Zij attaqueeren zich ook aan ons, Italianen, die niet van Napels zijn. Napels...het is voor ons, Romeinen en Florentijnen, een ander land dan ons Vaderland: het is het vreemde ‘Zuiden’: het is niet meer het edele Etrurië of Latium: Napels, het is het woekergewest geweest, de eeuwen door, van tal van vreemde overheerschers, en in de stad waar nog steeds zijn de woekeraars - of zij prinsen zijn of bandieten - is het volk, dat zij uit zuigen, nauwlijks ‘Italiaansch’: het is een volk apart, het is een ziel apart, waar de ònze - onze Romeinsche en Toskaansche ziel - nàuwlijks voeling meê houdt...
| |
| |
* * *
En omdat ik nu tòch zoo een heeleboel kwaads heb gezegd van la bella Napoli, zal ik er maar bij voegen, dat Napels bij al dat kwaads nog op den koop toe is een...vervelende stad! Is Florence altijd een amuzante stad en is Rome altijd een hoogst belangrijke stad, er is in Napels iets onoverkomelijk vervelends. Brengt men zijn tijd niet door in het uniek mooie Muzeum (waar over ik nog wel eens ter andere plaatse hoop te schrijven), dàn weet men niet waar heen te gaan...De flânerie, elders overal een genot, heeft in Napels iets doelloos...De zoogenaamde ‘gidsen’, die u telkens naderen en toe fluisteren en u meê willen nemen naar Napels' verlokkingen, fluisteren - zelfs niets nieuws u toe! De Pompeïaansche orgieën, die zij u beloven, zijn blagues. De café's hebben niet dat levendig opgewekte van de café's in Florence en Rome. De eenige, een beetje aardige plek, waar men wat muziek kan hooren en thee drinken, is de Vittoria-Galerij. Curieus, dat het publiek er bestaat uit bijna louter Italianen, terwijl het coquette gebouwtje toch bedoeld werd als casino-tje voor de vreemdelingen. Bij Calzona is het wel aardig te soupeeren en er speelt ook een goed orkest. C'est tout. Vinde men zijn weg niet naar de ‘geheime’ vermakelijkheden - de speelhuizen, de enkele opiumkit en wij zullen maar zeggen, etcetera - dan weet men niet wàt te doen. O ja, de Opera geeft in San Carlo: Tristano e Isotta. Ik hoor Wagner liever in Duitschland. Het is maar het beste naar bed te gaan...
Maar wees verzekerd, dat niet iedereen naar bed gaat...Tegen twaalf uur begint het Napolitaansch leven, maar het is het leven, dat de vreemdelingen niet kennen...Het is het leven - o heusch niet van weelderige antieke Bacchanaliën! - het is het leven van spel en nog eens spel. De Napolitaan léeft in het spel: in het kaartspel, in het lotto. Wat hij overdag heeft verloren met lotto, poogt hij des nachts te herwinnen met kaartspel. Want het spelen zit hem in het bloed. En wil de vreemdeling spelen, welnu, dan heeft hij maar met een der ‘gidsen’ mede te gaan en deze brengt hem gewis op de een of andere verdachte plaats, waar hij zeker is een paar honderd francs te verliezen...
| |
| |
* * *
Wat ben ik aan het brommen geweest! Ach, als Napels niet zoo een overdreven reputatie had van zoo ‘mooi’ te zijn en zoo ‘levendig’ en zoo ‘pervers’ en zoo ‘amuzant’, had ik heelemaal niet gebromd. Ik had de stad genomen zoo als zij was. Ik had mij getroost met de aardige, lokale kleur, die hier en daar de moderne hygiëne nog niet geheel en al heeft uit gewischt en die aan Napels kleeft als een patine, die op Napels plakt als met stukjes email. De volkswijken hebben nog een zekere aardige, groezelige bontheid behouden, hoewel lang niet meer zoo schitterend orientaliesch kleurig als vroeger. De geitjes, die des morgens langs de straten worden geleid door een zwartoogigen geitenjongen, om gemolken te worden op de trappen der huizen, zijn nog de antieke pastorale van deze zich modernizeerende stad. De wisselaarster, die bij haar bankje zit en een lira wisselt in koperen soldi, of de schrijvers, die bij San Carlo u een minnebrief of een brief over zaken opstellen, zijn nog iets over van de antieke wisselaars en de antieke schrijvers, die eeuwen geleden ook zoo zaten. En het aardigste van Napels is misschien nog de koelen-drank-verkooper.
Op zijn marmeren toonbankje, dat half schuilt in een donkeren boog van een poort, heeft hij zijne goudkleurige citroenen gestapeld, als het glanzende ooft van een schat. Citroenenloof vol gouden vruchten versiert èn boog èn bankje. Een antieke aarden amfoor, met twee sierlijke ooren, bewaart het water frisch. Blanke orgeades en koele limonades schenkt de drankverkooper in terwijl de vreemdeling rilt in den kouden wind, waarin reeds de bloemenjongens lokkend ophouden groote takken met alabastblanke camelia's. Zij zijn er, die blanke bloemen en gouden vruchten en koele dranken om u - den vreemdeling - te bewijzen, dat het in Januari reeds lente is, in Napels. En zijt gij - de vreemdeling - het daarmede niet eens, wel nu, dan is dat ùwe - zijne persoonlijke opinie, en niemand heeft daar schuld aan. Waar geheele takken vol albasten camelia's u worden geboden met koele limonades en blanke orgeades, is het lente, al blaast de
| |
| |
wind ook nog zoo felkoud langs de hoeken der huizen, al slaat de zee schuimend de kade over en al omhult de, een week lang onzichtbare, Vezuvius zich ook nog zoo koûlijk dicht in een grijzen nevelpels. |
|