| |
| |
| |
Madonna Della Stella
En waarom zoû het zoo niet doorgaan? En waarom zoû dit reeds het einde zijn? Zoo een goed voorbeeld is gegeven, is dit slechts te volgen. Na de Gioconda gestolen te hebben, heeft...wie? Arsène Lupin??...de Madonna della Stella gestolen en ik ben overtuigd, dat een dezer dagen een Amerikaan weg weet te wandelen met de Campanile van Giotto onder zijn arm, terwijl ik zelve...mij met minder tevreden stellend, den Perseus van Benvenuto steel of Giovanni da Bologna's Romeinschen soldaat schaak, die op zijn beurt reeds een schoone Sabijnsche schaakt...
Deze nacht ten minste heb ik het gedroomd, en het was een nachtmerrie: ik vluchtte langs de Arno en torste in mijn armen den zwaren, marmeren soudenier en de soudenier torste de Sabijnsche en het was alles vreeslijk, vreeslijk zwaar en de weg langs de Arno was zonder einde...
Maar dit zijn maar grapjes en de ernst van de zaak is, dat de Madonna della Stella gestolen is geworden. Is zij nu della Stella of is zij delle Stelle? Zoo als ge wilt, o lezer; zij is de Madonna van de Star omdat haar een star op het hoofd gloeit; zij is de Madonna der Sterren, omdat decoratieve sterren haar omringen op het paneeltje van het reliquieën-schrijntje, waarop haar de vrome Fra Angelico schilderde...
Zoet, lief, blauw gemanteld Maagdje...waar zijt ge nu eigenlijk? Zult ge ooit weêr uw teedere reinheid doen bloeien daar in die cel van San Marco? Miniatuur-bevallig bidplaatje van goud en blauw en zacht rood, waar hebben de dieven u op een stormnacht in heiligschennis verstoken? Kindejeugdig was uw puur
| |
| |
bloemengezichtje, maagde-innig was het gebaar uwer bloemehandjes, die ontloken om uw lieflijk Jezuskindje en uw plooiende mantel was de azuren kuischheid, die sluierde uw zuivere kopje en golvende ommekelkte uw maagdemoederlijf, teedere schrijn van heiligheid. Uw blik in uw ernstig gezichtje op het jongsken in uw beurende armen was de star, zoo goed als de star op uw blauwe huif en in uwe glorie van goudene stralen, gegraveerd in den gouden achtergrond, in uwe glorie van omringende sterren, stond ge daar als een teêr, lief, goddelijk moedertje, als het kuische Koninginnetje der Hemelen. Zes engelen in golvende waden, met wieken zoo rank, baden u aan tusschen de twee gedraaide, vergulde zuiltjes van uw kostbare schrijntje en boven uw hoofd zegende een Eeuwige Vader tusschen cherubijntjes uwe innige lieflijkheid. Onze kleine Lieve-Vrouwe-van-de-Star, onze kleine Lieve-Vrouwe-van-de-Sterren...waar zijt ge nu, waar zijt ge? Toen Fra Angelico, il Beato, u schilderde, bad hij eerst, voor zijn penseel u, die hij zàg in vizioen, dorst na bootsen. Als hij gebeden had tot u en uw zoon, beving nieuwe moed zijn hart, bezielden zich zijne aarzelende vingers. Een enkelen keer lag hij flauw voor uw nog onvoltooide beeltenis. Een anderen keer schilderde hij voort, voort in extaze, met vergroote oogen, vòl van licht. Voor uw azuren mantel koos hij de kleur, wier verfstof de blauwste, de hemelsche was, maar ook het duurste kostte van het aardsche geld. Maar men gaf den armen monnik, die nièts voor zichzelven vroeg, gaarne het dure blauw, dat de apotheker bereidde. O, blauwe lelie in uw tuin van goud, o teeder, zoet, lief blauw gemanteld Maagdje...moeten wij wanhopen ooit weêr u terug te zien zoo als wij wanhopen aan de Gioconda...zoo als wij wanhopen ooit weêr terug te zien zoo vele àndere schoonheden, die geroofd werden en verdwenen...?
* * *
Want er is in de laatste tijden meer geroofd en uit Florence verdwenen. Er zijn verdwenen terra-cotta's van Luca en Andrea della Robbia: blauw-en-blanke ronde tafereelen in vruchtefes- | |
| |
toen en er is uit Santa Maria Novella verdwenen een paneel van Orcagna en er is verdwenen een bronzen adelaar van Ghiberti bij den voet van zijn Apostel Johannes in Or San Michele en dezen morgen was ik juist in het Bargello en stond voor eene vitrine, vol kleine, kostbare bronsjes, toen een contrôleur voorbij kwam en uitriep tegen de wachters:
- Waarom is die vitrine open??
Zij naderden; in der daad was de glazen deur van de vitrine...op een kier, en het zoû mij zeer gemakkelijk zijn geweest - hadde ik het opgemerkt - twee minuten te voren, vóor de contrôleur was verschenen op zijne ronde, een kostbaar bronsje te doen verdwijnen in mijn wijde overjaszak...Nù keken contrôleur en custodi mij wel verschrikt en achterdochtig aan, maar ik haalde mijn zakken uit, glimlachte met den hoogmoed van het goede geweten en de contrôleur zeide reeds:
- Het is waar: er mist niets...maar per Bacco: hoû toch de vitrines gesloten!
En zij sloten met veel verwijt over en weêr en veel geharrewar en heel veel noodelooze woorden het glazen deurtje van de vitrine dicht...
* * *
Nu ik nadenk, geloof ik, dat, ook zonder Giotto's Campanile en zonder Giovanni's Sabijnenroof te rooven, ik wèl gemakkelijk iets zoû kunnen rooven, hier, in Florence. Ik zoû kunnen rooven een Venus, Minerva, Mercurius en Jupiter, in brons, uit de nisjes van het piedestal van den Perseus. Die elegante bronsjes van Benvenuto zijn met een schroevendraaier los te wrikken en zullen niet zoo heel zwaar wegen...Maar is het juist niet de bekoring van deze ‘kunst op straat’, dat zij zoo open en bloot staat voor ieders blik en bewondering? Eleonora, Cosimo's vrouw, vond die bronsjes reeds, toen Benvenuto ze gegoten had, te mooi voor het voetstuk en de open Loggia en wenschte ze in hare kamers te houden, maar toen de hertogin eenmaal afwezig was, haastte Benvenuto ze weg te brengen naar buiten en schroefde ze vast in
| |
| |
de nisjes, voor welke hij ze gemaakt had en de hertogin was heel boos, maar Benvenuto had naar zijn wil gedaan en hij dàcht er niet aan, dat ze ooit zouden worden gestolen...ik alleen denk daar nu aan, nu dat de Maagd van de Star is gestolen.
* * *
Neen, het is beter niet vóort te gaan met deze satanische aanwijzingen en suggesties. Er is in Florence zoo veel, buiten, aan de antieke muren der huizen aangebracht, dat zoû te stelen zijn. Er zijn de ingebakerde kindertjes - blauw en wit terra-cotta - in medaillon aan de façade der Innocenti, en er zijn de prachtige, wel wat zware, ijzeren lantarens aan het Palazzo Strozzi, en er zijn...Neen, neen, ik ga nièt voort. Want ik word bang voor mijzelve. Stelen...is het niet een charme te stelen? Iets moois te stelen, een kunstwerk te stelen en veilig te verbergen in zijn geheimste kamer: is het misschien niet een wellust, die gij en ik nog niet kennen, maar die wèl kent de dief van de Gioconda, de dief van de Starrenmaagd? Stelen...: op een donkere nacht - want het stormde, toen het teedere Maagdje geschaakt werd uit haar celletje - iets, dat algemeen wordt bemind...te schaken in de plooien van een mantel en meê te voeren naar een veilige plaats, die niemand weet dan gijzelve...en dàar het geliefde kunstvoorwerp te aanbidden, te vergoden...is het misschien niet een bedwelming, een zalige, nieuwe, pas uitgevondene wellust?? En na die beminning, aanbidding, vergoding...rustig, met effen voorhoofd komen onder de menschen en met hen de couranten lezen en de laatste berichten bespreken in café óf op het trottoir voor Gilli...is het misschien niet een sarcastische na-genieting...??
* * *
Neen, lezer, wees niet bevreesd. Ik heb de Starrenmaagd niet gestolen. Zij was mij lief op de plek, waar zij thuis was, in haar celletje, dicht bij een venstertje. Ik heb haar bemind en bewonderd in het ochtendlicht, dat blank-grauw zeefde in haar nauwe kluisje. En ik zal ook geen terra-cotta's en bronzen stelen, die ik
| |
| |
juist zoo bemin, daar waar zij behooren, op de plekken, voor welke zij door de kunstenaars werden geschapen. Ik wil wel die groote schatten deelen met iedereen...En blijde zal ik zijn, zoo - misschien als gij over enkele dagen dit Dagboekblad onder de oogen krijgt - het zoete, lieve, blauw gemantelde Maagdje wederom, kuisch, rein en teêr, en ongeschonden, haar godekindje beurt in hare bloemehandjes, met de zes biddende engelen rondom haar, met den zegenenden Eeuwigen Vader boven haar, met de sterren rondom haar heen in glorie en haar eigene star, stralende, in glorie ook op de blauwe huif, die haar zuivere kopje omgiet...
| |
Naschrift
Wij hebben haar terug! Wie heeft haar gestolen, hoè is zij terug gevonden?? Lezer, dit alles is niet zeer duidelijk, hoe zeer lange artikelen er ook over in de Florentijnsche couranten hebben gestaan. Weet ge, de dief wandelde, met de Madonna onder zijn arm, even buiten Florence, en werd toen opgemerkt en wekte de achterdocht van de geheime agenten, die op den zoek waren van het blauw gemantelde Maagdje, en de dief heeft haar toen - netjes verpakt, als om verzonden te worden - in het veld geworpen, en de agenten hebben haar opgeraapt en zij was ongeschonden en zij staat nu in de Questura en de geheele zaak is heel duister en heel moeilijk te verklaren en mijn Italiaansche vriend noemt het een ‘komedie’...maar wàt er van aan is, kan ik u niet vertellen, want ik zelve begrijp er niets van. Het eenige, dat ik weet, is, dat wij vroom naar San Marco zijn getogen in pelgrimsvaart, in de stille hoop haar terug te zien, maar...zij was nog steeds in de Questura en toen wij in haar celletje kwamen, vonden wij de glazen vitrine, waarin zij bewaard werd, nog steeds leêg en verlaten. Het was een vreemd, weemoedig en geheimzinnig gezicht en alleen een Koning der Detectives zoû u kunnen verklaren, hoe het mogelijk is geweest, dat een dief een heilig beeldje als dit heeft
| |
| |
kùnnen stelen uit een vitrine, uit een klein, nauw celletje, met een klein, nauw venster: celletje, dat zich bevindt in een vrij engen corridor van het oude klooster, met, ik geloof, niet meer dan éen uitgang...En terwijl wij daar zoo stonden in het enge celletje, en in het aangrenzende celletje een nièt gestolen reliquie-schrijntje van Angelico bewonderden - de Kroning der Maagd - kwam een custode bleek en bevende aanhollen, in doodesangst, dat wij ook die Kroning nu zouden gaan weg moffelen en toen wij hem gerust stelden, riep hij uit, trillende, het espenblad gelijk:
- Ik heb ook geen leven meer: ik zie overal dieven: vergeef mij, vergeef mij, bid ik u...
En hij holde weêr weg naar een derde celletje, waar nòg zoo een lief schrijntje is: eene Annonciatie boven een Drie-Koningen-Aanbidding, en toen...
* * *
Toen hebben wij nièts gestolen, maar ons wel heimelijk afgevraagd wàt het geheim is van deze ‘komedie’ en toen hebben wij zoo, héel stil, onder elkaâr gefluisterd, dat de gevonden Madonna, die nog in de Questura was, maar die wij misschien spoedig hier ter plaatse in de vitrine zien zouden...misschien wel een héel mooie copie...(chtt!) zoû kunnen wezen van de echte Starremaagd...die zèlve misschien reeds lang op reis is naar het werelddeel over de zee...
Maar zoo iets fluister je alleen, onder elkaâr, en je zegt het niet hardop...en je zegt ook noòit hardop, dat...àls de Gioconda weêr eens misschien terecht komt in de Salon Carré...(chtt!)...diè Gioconda dan misschien ook...(chtt!!) terwijl de èchte glimlach van Monna Lisa...ergens...in het werelddeel over de zee...(chtt! dan toch: niet hardop...) |
|