| |
| |
| |
De expozitie op de Piazza D'Armi
- Dat is éens maar nooit meer! heeft mijn vriend Jan gezegd, toen hij terug kwam van de Piazza d'Armi en ons opwachtte met een heerlijk lunch in het Grand-Hôtel en ik zeg het hem gul-weg na: dat is éens maar nooit meer!
Ik heb van de groote Wereldtentoonstellingen van Parijs wel gezellige souvenirs. Het was mooi, grootsch, impozant, het was vooral àf, er waren steeds aardige ‘clous’; je bleef er een morgen, ja zelfs een heelen dag altijd met pleizier, lunchte hier, dronk je koffie daar...Ik heb van Expozities in Milaan en Turijn den zelfden indruk als van deze op de Piazza d'Armi: balken, kalk, gewapend-beton, bordpapier,...hier en daar wel aardige idee's...maar dan ook weêr grof grint, waarop je niet loopen kunt, modderpoelen en kalkpoelen: chocolade en crême-fouettée, maar in reusachtige vladen, die je je weg versperren: karren, werklui, gemis aan schaduw en gemis aan publiek...
Ben ik te vroeg naar de Expozitie gegaan? Maar de Koning heeft reeds een maand geleden deze Expozitie geïnaugureerd, mijn vriend Jan is er expres voor naar Rome gekomen; de hôtels zijn stampvol vreemdelingen...maar vreemdelingen, die klaarblijkelijk als vriend Jan en ik uitroepen:
- Dat is éens...maar nooit meer!!
Want er is geen publiek op deze Expozitie...Wanneer zal er publiek komen? In Juni, Juli of Augustus?? Ik heb een heimelijk vermoeden, dat de Tentoonstelling nu reeds geopend werd om wat entrée-tjes te innen maar eigenlijk bedoeld is voor...den volgenden winter...
| |
| |
Lezer, ik zoû u zoo gaarne er wat aardigs van vertellen. Het is tegen mijn hart in, dat ik brom en mopper op iets wat door Italianen wordt gedaan in la bella Italia, in Rome...Maar ik kàn niet. Het is mij onmogelijk. Zulke eeuwig on-affe Expozitie's zijn mij te antipathiek dan dat ik er gezellig over schrijven kan. Ik prefereer kapotte ruïnes boven on-affe Expozities. Vrees ook niet, dat ik het héel lang zal maken. Ik ben - al lijkt het zoo niet altijd - een man van methode. Ik heb geschreven over onze Hollanders in de Belle Arti der Valle Giulia; ik heb geschreven over de Expozitie's in de Diocletiaansche Thermen en in Castel Sant'-Angelo: ik moet nu ook in een Dagboekblad iets boeken, voor u en voor mij, van de Piazza d'Armi...
Als deze ‘regionale’ paleizen ooit àf komen, zullen ze wel aardige specimen van architektuur geven. Oppervlakkig-weg. Voor den Romein. Voor den Romein, die niet reist. De Romein, die niet reist, zal een indruk krijgen - heel vaag, onvolkomen, oppervlakkig en...onjuist - van wàt er voor moois is in de steden zijns vaderlands...die hij niet kent. Maar de toerist, de vreemdeling, de eenvoudigste ‘Engelsche dame’ of ‘Duitsche ma met dochter’, die Italië wat heeft door getrokken, hebben niets aan deze Expozitie. Ik ook niet. Wat kan mij dat stukje ‘Venetië’ schelen: een grachtje groen gemaakt water, met een bordpapieren bruggetje en twee gondels?? Ik heb Venetië gezien en geef niets om dit stukje décor. Ik herhaal: het is misschien interessant voor den Romein, die niet Venetië kent...Er zijn misschien Romeinen, die nooit de Eeuwige Stad uit komen...En moet ik het nu mooi vinden als een architekt een ander, Lombardiesch, expozitie-paleis construeert van éen zaal uit Brescia, drie zalen uit Milaan, een andere zaal uit Bergamo...??
- Kijk, daar heb je die zalen uit het Palazzo Borromeo...Kijk, daar heb je die zaal uit Brescia...
Zoo zeg je, en...loopt door...Verwarring, disharmonie, rommel: ik kan het niet anders noemen...En was nu dit alles àf, waren er schaduwgroepen en gezellige café's, en fonteinen, en muziek en bloemen, en een bonte, elegante menigte, nu, dan zoû ik die
| |
| |
rommel en disharmonie nog aannemen op den koop toe, en tòch nu en dan hier eens gezellig gaan zitten, en wat gebruiken, en wat rond kijken, met niet al te grommig gemoed. Maar nù...kan ik heusch niet in de stemming komen, om deze rommel te apprecieeren. Zeker, er zijn wel aardige ‘paleizen’ en ‘kasteelen’ zoo opgezet...als dat eenmaal af is, zal het wel aardig zijn, hoor...Den volgenden winter? Als de goden het gunnen, zit ik dan in Caïro en schrijf Dagboekbladen over de Pyramiden...Hier kom ik niet meer terug...Het leven is te kort, om je meer dan eens te laten foppen...
Arme Jan! Hij had zoo gaarne eens een trireem of een quadrireem gezien, omdat hij beweert, dat ik het daar altijd over heb, in mijn Antieke Verhalen: over zulke oud-Romeinsche schepen, die voort geroeid werden door drie of vier rijen roeiers...Arme Jan! Hij heeft heelemaal geen trireem of quadrireem gezien...Wat hij gezien heeft, niet af en ontoegankelijk, is een soort fantastiesch vlot, dat genaamd wordt: navis romana, met een tempel er boven, en een zuil er voor, en een restauratie er onder (waar nog nièts is te gebruiken). De architekt heeft zoo een beetje gedacht aan het lustvaartuig van Tiberius, waarvan de bronzen overblijfselen - Meduza- en wolfskoppen - zijn gevonden op den bodem van het lieflijke Nemi-meer...Maar hij heeft misschien méer gedacht hoe de restaurateur geld te laten verdienen...Ik heb niets geen sympathie voor zulk een moderne eet- en drink-gelegenheid op zoo een onbestaanbaar Romeinsch schip...Het moderne eten en drinken en café- en restauratie-leven is te weinig in harmonie met de antieke schoonheid van een keizerlijk lustvlot...Ik kan mijne waardeering niet toe laten gaan naar deze clou van de Piazza d'Armi en zelfs al kòn ik dat...dan had ik nog, even min als Jan, er een ‘gelato’ kunnen hebben verorberd. Misschien is het ‘vlot’ toegankelijk, den volgenden winter...
Maar dan zit ik boven op een pyramide...
* * *
Maar nu ben ik blij toch even niet te behoeven te mopperen en iets
| |
| |
goeds te kunnen zeggen, van twee aardige, Middeneeuwsche ‘retrospectieve’ kamers, die ik in het paleis van ‘Veneto’, dus in de Venetiaansche afdeeling heb bewonderd. Het eene vertrek is een trouwe opbouwing van het studeervertrek van Francesco Petrarca te Padua, zoo als het ons wordt afgebeeld in een miniatuur, uit het Muzeum van Darmstadt, genomen naar een verloren Padovaansche fresco. Dit is waarlijk heel aardig. Op een lezenaar ligt een reproductie van de miniatuur-schildering en onze blikken gaan van die reproductie het studeervertrek rond. Het is mooi bruin van tint; de gebalkte zoldering is zoo studieus gezellig; een breede fries, boven aan den wand, vertoont in fresco de deftige allegorieën der kunsten en wetenschappen: Aritmetica, Dialettica, Astrologia, Retorica, Poesia, zij rijen zich daar, als deftige muzen rondom de kamer, met hare attributen...Een hooge, open schouw, die laat denken aan de toren van Pisa...Twee lederen fauteuils bij het vuur, dat wij ons verbeelden met heldere vlam...Over de schouw de schrijftafel en voor de schrijftafel, tegen den wand, een soort Gothische troon: alles getrouw zoo gemaakt en gemeubeld naar het voorbeeld van de miniatuur-teekening...Het is wel aardig op een Gothischen troon te zetelen voor je schrijftafel: Petrarca heeft het gedaan...Ik zet mij o profanatie! op den troon...De schrijftafel is iets te vèr geplaatst, om gemakkelijk te schrijven...Een aardige, pyramide-achtige, boekenstandaard op de tafel...De matten inktflesch hangt ter zijde...Op tafel ontbreken zelfs niet vergrootglas en mes...En het geheel is heel aardig: wij wachten of wij in deze opgeroepene atmosfeer van gedempt, studieus licht niet zullen zien verschijnen de schim van den zanger van Laura en den vereerder van Cicero en Vergilius, in zijn lang fulpen huisgewaad met wijde oppermouwen, neêrvallende tot de knie, met de kap het ronde, geschoren gelaat geheel omvattende als in een lijst (had
Petrarca het nooit te warm in dien hoofddoek??) en, uit lichte ijdelheid, de fijne lauwerkrans rondom de kap heen, sedert hij die dichterkroon ontvangen had op het Capitool...
De tweede kamer is ook alleraardigst. Want dit vertrek is de
| |
| |
kemenade van de H. Ursula, zoo als wij die zien op de schilderij van Carpaccio, die te Venetië schilderde, in een zeer fijne serie van kunstwerken, het leven dezer lieflijke heilige...Vóor wij binnen treden zelfs, herkennen wij het vertrek: de val van het licht door de vensters is zeer verzorgd en getrouw...Daar rijst het groote, vergulde bed van de vrome prinses, - en wij missen alleen hare slapende, kuische figuur: het groote twee-persoons-ledekant, waar op de schilderij Ursula ter eene zijde sluimert, latende de andere zijde vrij en onberoerd in afwachting, dat haar bruidegom haar gemaal zal zijn...Aardig, de Middeneeuwsche peluw, met de kwastjes; wij missen voor het bedde de muiltjes en het hondje, en zelfs de kroon, de prinsessekroon, ter schilderij op de bedtrede gezet, het geen jammer is...Maar verder is alles heel getrouw naar de fijne beelding van Carpaccio: het eene opene kruisraam, met de twee bloemvazen; het andere raam met de luiken half dicht; het lieve schrijftafeltje der Middeneeuwsche jonkvrouw, haar boekenschrijntje; het heilige beeld aan den wand, met de koperen wijwaterbak...De jonkvrouwelijke atmosfeer is allerliefst opgetooverd, vooral omdat de lichtverdeeling uitstekend is en geheel weêrgeeft het goud en bruin van de atmosfeer dier bevallige schilderij: de heilige Ursula, wie, sluimerend, een Engel in droom doet zien hare taak en haar marteldood: te gaan met elfduizend maagden tegen Attila in, den wreeden heerscher der Hunnen, die naderen aan de grenzen des rijks...
En ik ben heel blij, dat ik deze twee kamers gezien heb, dat ik deze twee indrukken heb ontvangen, dat mijn morgen niet voor niets was een dwalen en strompelen door grof grint en modder en kalk: door chocolade en crême-fouettée...Ik ben heel blij, dat ik toch iets sympathieks heb gezien op de Piazza d'Armi en een kleine bewondering heb kunnen boeken...
En dat ik heden zoo kort ben en niet meer weet te boeken van de Piazza d'Armi, lezer, het is niet mijn schuld. Het is de schuld van de Tentoonstelling, die...niet af is, waar ik niet meer over wil of kan schrijven, en waar ik ook niet meer terug kom...Ik eindig dus met: - - - - - - - - - - - - - - - - - - |
|