| |
| |
| |
De expozitie in Castel S. Angelo
Ook hier prezideert ‘het aardige idee’, want het is zeker wel een aardig idee ten toon te stellen zoo veel mogelijk van het werk van allen, die bezield zijn geworden door Rome...Deze afdeeling van het Leven der Vreemdelingen te Rome boeit mij dadelijk door een Klein-Nederland van Hollandsche artiesten uit de 17de eeuw: Jan Asselijn, de oude Terborch, Jan Both, Bril, Pollenburg, Willem Romeijn: zij hebben op een oogenblik behoefte gevoeld hun land te verlaten, zij zijn ten Zuiden gelokt door de schoonheden van Italië: zij hebben hier gedroomd en gewerkt: wij zien hunne schetsen in sepia en rood krijt: wij zien de ruïnes, zoo als zij toèn waren - vóór Piranesi, den Venetiaanschen etser - in hunne teekeningen op geroepen, en de jolige artiesten, die zich noemden de ‘Roomsche Bentvogels’ hebben op het papier afgebeeld een hunner festijnen van jolijt, rondom een Bacchus op een ton: een feest ‘ten coste van het Nieuwe Lid’...
Maar mag ik nu ook maar ronduit bekennen, dat ik, arme van geest, ook hier de Expozitie niet ‘begrijp’ en met een hoop verwarde indrukken mij door en door vermoeid heb, verdwalende mijn morgen lang langs de ‘afdeelingen’ in dit labyrinth, dat is de Renaissance-forteres, gebouwd op de grondvesten van het Mauzoleum van Hadrianus...En dat de ‘tentoonstelling’ mij maar matig interesseerde? Terwijl het mij wèl interesseerde te dwalen, niet langs de Expozitie, maar wèl door forteres en tombe...Ik vrees dan ook, dat ik weinig neêr zal boeken van de Expozitie en wat meer van het Castel S. Angelo zelve...Heb ik niet dadelijk hulde bewezen aan mijn vaderland? Ben ik dan nù niet vrij om te
| |
| |
dwalen waar ik wil, te droomen zoo als ik verkies?...Of eischt ge heusch van mij, dat ik vertel en laat zien hoe Denemarken, Zweden, Duitschland, Frankrijk etc., etc. ‘bezield zijn geworden door Italië’...Eischt ge, dat ik u zeg, dat, omdat Napoleon een Italiaan was...er meubels en schilderijen zijn over gebracht uit Fontainebleau en hier in een Empire-vertrek zijn ge-expozeerd...?
Neen, ge eischt het niet en ge hebt medelijden met mij. Ik juich, dat ik geen ‘verslaggever’ ben. Ik waardeer, dat ik maar ben de verteller, die zich laat gaan, zoo als zijn dartele ziel hem geleidt. En ik ben overtuigd, dat ge het mij vergeeft, indien ik mij van morgen, als steeds, weêr laat bekoren door de charme van Oudheid en Renaissance en u nièt beschrijf het kostuum van Ristori als Maria-Stuart, dat ik òok al heb gezien ten toon gesteld...
Moge een ander dus ‘begrijpen’ en harmoniesch in zijn geest combineeren alle de heterogene indrukken van heterogene voorwerpen, alhier ten toon gesteld, ik, voor mij, zeg u liever: kijk, dit immense gebouw was eenmaal de Tombe van Hadrianus...Ja, wij zagen het reeds in zijn Villa te Tibur: hij smachtte naar immensiteit...Zoo als zijn villa, zoo was ook zijn Tombe...Hij had gereisd in Egypte, de oude, zieke keizer en hij had de pyramiden gezien...Hij wilde niet mindere grootschheid zich stichten ter bewaring zijner asschen en die zijner verwanten en vrijgelatenen. Op het Marsveld bij den Tiber verrees het Mauzoleum van Augustus...Dat was wel een eerwaardig voorbeeld, maar Hadrianus wilde het grooter hebben, grootscher, reusachtiger...En hij stichtte het zoo en de massa verrees op zijn bevel. De ronde massa torende op, als een Babel. Deze breede ronde toren, met verschillende ommegangen, was niet meer dan een graf. Honderde beelden rondom schitterden, blank marmer of goudbrons, het gebaar hunner antieke schoonheid uit tegen het felle azuur. Een tuin van cypressen groende met zwarte schaduwen boven op het ronde terras. Uit dat terras verhief zich de opperste toren, bekroond met een bronzen quadriga...of misschien wel met de groote bronzen pigna: de pijnappel, dien ge nu ziet in een hof van het Vaticaan...
Stel u alles voor groot, immens, een ronde toren, met park op
| |
| |
het terras, door dat vierspan of dien reuzenpijnappel bekroond...Stel het u voor, zoo als Procopius het beschreven heeft, die het zag in de zesde eeuw, dus eeuwen en eeuwen na zijne stichting:
‘Het Mauzoleum is opgetrokken van marmer van Paros: de vierkante blokken sluiten vlak aan elkaâr, zonder cement...’
Of zie het voor u zoo als Canina het in de Architectura Romagna weêr geeft: een vierkante bazis, drie ronde verdiepingen hoog, de eene met Dorische, de tweede met Ionische, de derde met Corinthische zuilen omgeven...
Reeds in de vijfde eeuw herschiep Honorius het Mauzoleum tot een gevangenis; ook Theodorik bezigde de in een forteres herschapen reuzentombe voor een kerker; Belizarius verdedigt wat nu een burcht is tegen Totila's Gothen; sedert Paus Gregorius de Groote, leidende een boete-processie naar St. Pieter, om de pest te bezweren, de engelen hoorde zingen en ze zàg in vizioen boven den burcht, rondom een aartsengel met bloedig zwaard, heet het kasteel Sant'-Angelo...
Maar ik wil u, o lezer niet vermoeien met meerdere historische bizonderheid, vooral niet omdat ik u reeds moet vermoeien door u meê te voeren, ophaalbruggen over, wallen langs, steenen viale's omhoog - hier mogen wij even rusten in een verrukkelijke loggia, die uitziet over geheel Rome - maar dan ook weêr: trappen neêr, levensgevaarlijke valluiken over, eindelooze gangen door, om eindelijk na deze dwaling door een doolhof, die de zekere veiligheid was der Pauzen, bekoord te worden door het mooie appartement van Paus Paolo 111 (Farnese).
Niet waar, is dit appartement, hier en daar, de Expositie ter wille, een beetje ‘retrospectief’ ingericht, nu eigenlijk niet veel mooier en interessanter te bekijken dan de ‘bezielingen’ van Duitschland, Zweden en Denemarken en de kostumen van Ristori?
Kijk eens, dat aardige hokje voor de Corpo di Guardia, met de antieke wapens tegen de muur; is het niet of de hellebaardiers straks hier zullen gaan zitten drinken en dobbelen...Langs deze ‘wacht’ komen wij nu in de ‘kamers der Edellieden’; kijk eens, dat
| |
| |
prachtige bed van gesmeed ijzer; het is magnifique en heel dit vertrek van een kamerheer uit de Renaissance ziet er zóo gezellig uit met die zware, donkere meubels, dat je er wel zoû willen wonen...ook al is er geen elektriesch licht, ook al zullen we des avonds die kolossale vetkaarsen moeten opsteken...Nu gaan we door de Sala d'Apollo, met een prachtig plafond, stucco en fresco, geschilderd door Rafaëls leerlingen; kijk toch al die mooie friezen vol tritonen en nereïden: ook dèze Paus vreesde niet zich te omringen met de schoonheden der mythologie; ook deze Paus riep de oude goden op, rondom zich heen, al bleef zijn eeredienst enkel schoonheidsdienst. En dan betreden wij de mooie Bibliotheekzaal, en dan zijn geheim-archief, waarin drie ontzettend groote opene en...leêge, ijzeren schatkisten; in de grootste zoû je wel kunnen huizen! Nog een mooie audiëntie-zaal, de sala Paolina en dat aardige corridortje, heelemaal verlucht met fresco als een prentenboek en dan...de twee mooie zaaltjes: het voorvertrek en des Pauzen eigene slaapkamer! Ze zijn alleraardigst ‘retrospectief’ gemeubeld, met mooie meubels, tapijtwerk, schilderijen, een prachtig verguld ledekant, maar het allermooiste er van...dat zijn die heerlijke friezen, daar boven aan den wand; in het voorvertrek de geschiedenis van Perseus en Andromeda; in 's Pauzen slaapvertrek niet meer of minder dan...raad eens??...: de geschiedenis van Amor en Psyche!! O, die gezellige, aardige, vroolijke Paus: wat heeft hij hier, als hij niet slapen kon, van uit zijn gouden ledekant, met een schalk lachje kunnen opkijken naar die allerliefste grisaille-figuurtjes! Pierino, Pierino del Vaga, o kleine Piero, o Rafaëls knappe en kleine leerling...wat heb je allerliefst, in des Grooten Meesters geest, die schattige figuurtjes geschilderd! Je krijgt een
tien, hoor, kleine Piero, jij kleine Pierino del Vaga, want je Amor en Psyche zijn eenvoudig om te stelen, zoo lief en zoo mooi...Vooral daar waar de nieuwsgierige Psyche zich buigt over haar slapenden minnaar - dien zij immers niet zien mocht -; vooral dàar, waar zij hem wekt met den oliedrop, die haar lampjes tuit ontvalt, en die brandt op zijn blanken schouder...Als ik zoo een slaapkamer had, ik stond nooit op, geloof ik! Ik zoû, uit dat gou- | |
| |
den bed, maar altijd liggen te glimlachen tegen die mooie figuurtjes van kleinen Piero del Vaga...Waar het al niet goed voor is, dat ik nooit kans heb hier te logeeren...
Maar ook die kleine badkamer, voor Clementius vii, verlucht met fresco, is alleraardigst...We verdringen ons op een nauw, steenen trapje, om het grappige, antieke badkamertje te zien: de gemetselde kuip is wel heel klein!
Daar komen weêr de heeren in de gekleede jassen met de hooge hoeden, de congres-heeren, de expozitie-heeren, en...ik vlucht heen, het nauwe badkamertrapje af...Waar zijn we nu? Was dit heusch Hadrianus' Tombe?? Wel neen, al die gangen, viale's, valluiken...ze zijn van de Pauzen natuurlijk en hier heeft de arme Beatrice Cenci gevangen gezeten, hier de geestige Cagliostro, hier de heethoofdige Benvenuto Cellini...Zullen wij die burchtverliezen binnen treden...?
Neen, ik vlucht ook al die donkere afschuwelijkheid; ik vlucht ook de trabochette, de oubliettes, ik vlucht ze even als ik vluchtte de hooge hoeden en gekleede jassen...Mijn geest is noch voor het ‘officiëele’ gestemd, noch voor het angst verwekkende...Ik voer u liever terug naar de gezellige loggia: zie, het plafond er van is ook al versierd: stucco en fresco, en die getaande arabesken, en die gebroken reliëf-versieringen zijn nòg mooi...zijn nog allerliefst...
Wij rusten nu, wij droomen, wij kijken uit...beneden onze blikken vloeit de blonde Tiber, stort hij ùit zijne gele wateren...
En terwijl wij - op kussens! - in den nis van een ronden open boog zitten, wil ik even nog deze scène op voor u roepen:
Een bedekte, geheime gang voerde van Castel Sant'-Angelo naar het Vaticaan...Eens vluchtte Alexander vi, de demonische Borgia, hier door heen en verborg zich in het Kasteel voor Karel viii...Twee malen vluchtte door de lange gang Clementius vii (Giulio de' Medici), de eerste maal voor Moncada, vice-koning van Napels; de tweede maal voor den Connétable de Bourbon...De Fransche troepen plunderden, moordden Rome...De Paus vluchtte, de eindelooze gang door...De nauwe, eindelooze, eindelooze gang...Duurde ùren die vlucht? De Paus hoorde schieten,
| |
| |
schreeuwen, brullen van ruwe jool, kermen om genade...De Paus vluchtte, zijn lang slepend gewaad in de handen...Plots kwam hij op een opene brug, die hem zichtbaar maakte aan de Fransche soldaten in de straat...De geschiedschrijver Paulus Jovius, die den Paus vergezelde op zijn vlucht, wierp zijn mantel over den Paus heen, opdat de lange, witte kant van zijn gewaad hem niet den Franschen kenbaar zoû maken...de Paus bereikte, over de open brug, de weêr zich eindeloos uitstrekkende, overdekte gang en vluchtte, vluchtte, vluchtte...
Ik heb u niet veel verteld van de Expozitie, omdat zij mij niet veel vertelde. Maar eene wandeling door Castel Sant'-Angelo zelve...zij is mij meér waard dan wat ook hier werd ten toon gesteld, omdat bij deze omdoling voor ons herrees dat wat nog restte van de Middeneeuwen gedurende de Renaissance...
De Renaissance, die wij, zoo allerliefst paganistiesch, zagen bloeien, tot zelfs in een Pauselijk slaapvertrek toe. |
|