Villa Borghese
Zij is nu een publieke stadstuin en een breede viale vereenigt haar aan den Pincio, en wie toert op den Pincio, toert ook naar de Villa Borghese, zoo als nog iedereen haar noemt, ook al heet zij nu de Villa Umberto 1. En zij is, trots tal van moderne vernedering en demokratizeering tot publieken tuin, toch nog gebleven van zulk een treffende schoonheid, dat zij nooit vermoeit, dat zij nooit verveelt, dat zij altijd treft en boeit. Waar rijzen zulke prachtige groepen van schermpijnen omhoog, als reuzige baldakijnen dicht bij elkander opgehouden, naar het schijnt voor een feest van woudreuzen of rustieke titanen? Of de lucht is morgenroze, middaggoud, avondblauw, de zware ronde parasolkruinen doezelen tegen den hemel, of etsen er fijner tegen, of inktdonkeren met een fulpen mysterie, en zijn altijd anders: ik heb nooit boomen gezien, die zoo wisselen van schoonheid als de schermpijnen der Villa Borghese. Maar ook de ilexen, de steeneiken, zijn er zoo zwaar en zoo donker, zoo dicht gebladerd en zoo forsch van stam, dat zij een woud vormen, met het optiesch bedrog hunner schaduwen: er boort zich tusschen hunne verkronkelde, zwarte tronken een diepte-verschiet, onwaarschijnlijk; nu een morgenzonnestraal schiet door dat perspectief, schijnt het weg te blauwen naar een vreemde verte, een verte, die nièt is, want de weg slingert dadelijk om, maar toch schijnen die boomgroepen ons een woud te formeeren. En noch de café's en melkhuizen, noch het leelijke standbeeld van Göthe, dat Wilhelm 11 vereerde aan Rome, bederven de oppermachtige schoonheid van die pijnen en steeneiken: de stammen en tronken en dommen en looverenmassa's be-