ge koetsiers, met coupé-tjes, wenken met de zweep. Ik kies de minst miserabele uit en vraag hem, voor ik in stap:
- Zeg eens...weet jij niet waar Giulio Ardenti is? Dat is de vetturino, die mij vroeger altijd bediende, en dezen keer vind ik hem maar niet op de Piazza, en mijn vrienden hebben hem ook niet gevonden...Hij is toch niet dood...of ziek...of...?
- Giulio Ardenti?? zegt de koetsier van den coupé. Wel zeker ken ik Giulio! Maar Giulio non fa più il vetturino! Giulio is een possidente geworden: Giulio heeft drie huizen!
- Wat zèg je?? roep ik verbaasd uit.
- Ja, ja, zegt de koetsier. Giulio is tegenwoordig un' signore. Giulio is un' possidente, Giulio Ardenti heeft drie huizen, die hij verhuurt!!
- Santo Dio! zeg ik. Is het heusch waar? En kan je me zijn adres niet geven?
- Jawel, zegt de vetturino en geeft mij Giulio's adres en terwijl ik instap, denk ik:
- Dàt moet ik Orlando schrijven!
Want Orlando heeft te vergeefs naar Giulio gezocht, die verdwenen was van de piazza.
Ik rijd naar huis; thuis vind ik mijn vrouw gereed, in de bois-de-rose fluweelen en den hoed met al de pluimen, en de witte vossen.
- Verbeeld je, zeg ik; Giulio is geen koetsier meer...maar bezit drie huizen...
- Dat is meer dan wij ooit zullen bezitten! antwoordt mijn vrouw.
Wij rijden naar Excelsior, de portiek binnen. Gegalonneerde portier opent rijtuig-portier. En ik zeg nog aan den koetsier:
- Als je Giulio ziet, zeg hem; dat ik hem wèl zoû willen spreken, aan dit adres...
Gegalonneerde portier een weinig verbaasd over die recommandatie aan zoo armzaligen taxi-koetsier.
En terwijl wij gaan door automatiesch glazen tochtdeuren, als kristallen tourniquets, in beweging gebracht door allerdolst deftige roode groompjes, zeg ik: