Uit blanke steden onder blauwe lucht
(1994)–Louis Couperus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 405]
| |
bemint; zij is daarbij geheel eenig; zij is de eenige stad, waar sporen en herinneringen zijn overgebleven van de Gothische tijden onder Alarik, Ataulf en Theodorik, van den Byzantijnschen tijd, toen Ravenna de hoofdplaats was van den exarch of stedehouder, terwijl de keizer rezideerde te Konstantinopel; zij is overvol van kerken, mauzolea, mozaïeken vooral uit die tijden; zij is tevens overvol van herinneringen uit verscheidene verledene perioden, en zij is voor hem, die kunst en historie bemint, een onschatbaar kostbare plaats, ook al heeft zij geen treffende silhouet meer, al is zij uiterlijk een doode stad wier dood, uiterlijk oppervlakkig, zelfs niet schoon is met de roerende schoonheid van andere doode steden... Neen, uiterlijk treft Ravenna door niets; de façades harer paleizen en kerken zijn naakt, ontdaan van alle vroegere marmerpracht, de oppervlakkige wandelaar door hare straten ziet niets dan een dorre, doodsche onbelangrijkheid. Maar zoodra hij die uiterlijk onbevallige gebouwen en kerken binnentreedt, staart hij ademloos getroffen en zwelt in zijn hart de emotie van het verleden, dat hem, vooral in schitterende weelde van gave mozaïeken tegenglanst, tegengloeit, tegenstraalt, in een daar éénige, in een elders nergens getroffene schoonheid... *** Ravenna is overvol van herinnering, overvol van de schimmen van het Verleden. In Ravenna, dat dood ligt en dof, onder den voet van den toerist, zijn die schimmen, is die herinnering bijna tastbaar om hem heen, daar geen modern leven hem afleidt... Hier was het, dat Julius Caesar vertoefde te midden zijner Romeinsche aanhangeren, vóór hij den Rubicon overtrok, en den dag te voren leidde hij zijner vijanden aandacht af, door een gladiatorenschool te stichten. Sedert waren Ravenna's gladiatoren beroemd en gezocht. Hier was het, dat Thusnelda, de gevangene vrouw van den verslagen Arminius, in ballingschap verzuchtte en haar zoon Thumelicus baarde: Thumelicus, die tot zwaardvechter werd opgeleid, en hier jaren lang met zijn ongelukkige moeder verbleef; Thumelicus, de Germaansche vorstenzoon, die, balling geboren, | |
[pagina 406]
| |
nooit zijn vader zag en zijn vaderland, en wiens eenige eerzucht geworden was een goed gladiator te zijn... Hier was het, dat Honorius, Theodozius' des Grooten zwakke zoon, vluchtte en zich schuil hield achter onneembare wallen en forten, toen Alarik met zijne West-Gothen Italië's heiligen grond overstroomde - terwijl Honorius' zuster, PlacidiaGa naar voetnoot94, de manlijke vorstin, in Rome bleef, om Rome tegen de Barbaren - te vergeefs! - te verdedigen... Hier was het, dat Placidia, later Galla Placidia genaamd, het regentschap voerde voor haar minderjarigen zoon Valentinianus... Hier was het dat Theodorik de Groote heerschte als koning der Gothen en vorst van Italië, vazal zich echter beschouwende van den Romeinschen keizer, die troonde in Konstantinopel... In latere eeuw trok hier Belizarius binnen met zijn overwinnende legers en stichtte het Exarchaat van Ravenna voor zijn vorst Justinianus. De Oudheid verzwijmt in de verschemering harer goddelijke prachten: de Oudheid gaat onder, als een zon in valen nacht. De Middeneeuwen somberen op en... het is Dante, die wij zien te Ravenna, verbannen, eenzaam en vol peinzing dwalende onder de pijnboomen van Ravenna's mijlenlang woud, terwijl angstige moeders hare kinderen wegtrekken en hen verbergen in hare mantels voor den man, die de Hel had betreden en wiens haren en baard waren ros geschroeid van het Hellevuur! En de eeuwen volgen, vol, overvol, en... het is Byron die hier de gravin Guiccioli bemint: misschien zijn eenige ware liefde... En de jaren schakelen zich, en... het is Garibaldi, die hier schuilt in het pijnbosch, voor hij zijn gewichtigste zege behaalt, maar wiens vrouw Anita hier bezwijkt van uitputting en vermoeienis - te teeder en zacht als zij geweest was, om haar held tot het einde te volgen... En door de doode stad, wier stof opstuivelt onder onzen tred in een verpletterenden zomerzonneschijn, wemelen de schimmen aller eeuwen en verschemeren zij onder de violette schaduwen der pijnboomen, om als te verijlen over de moerassen daar ginds, die | |
[pagina 407]
| |
uitdampen vreemde vochtige spoken van atmosfeer aan de zee der Adria. *** In de oudheid was Ravenna wellicht de sterkste stad van Italië. Augustus was de eerste, die partij trok van hare ligging en de havenstad, Classis (vloot) genaamd, liet aanleggen met een haven, geschikt voor 250 liburnen (oorlogsschepen). Een lange straat en villawijk, Caezarea, verbond Classis met Ravenna zelve; Tiberius, na Augustus, beval alles met sterke muren en forten te omringen. Het vierkant dier forten en muren werd in de vijfde eeuw tweemaal verbreed. De stad bloeide in de oudheid op met een pracht van gebouwen: in de n.o. voorstad bij de Gouden Poort, lag een amfitheater, stond een Apollo-tempel; er was een kapitool, of complex van regeeringsgebouwen, er waren verschillende Thermen (baden), er waren theaters en arena's, een wapenfabriek en de beroemde Gladiatorenschool. Tal van statige poorten en over moerassen en de Ronco-rivier heen de heerlijkprachtige aquadukt, twintig mijlen lang, door Trajanus gesticht, en die de stad voorzag van drinkwater: bij lagen stand van het rivierwater ziet men nòg op den bodem des vloeds de ruïne en bogen dier waterleiding: zoo heeft zich sedert der oudheid dagen de aardbodem verhoogd en het is als een sprookje dóór het water heen van de lage rivier die verzonkene arkaden schemeren te zien voor onze lang starende oogen...Ga naar voetnoot95 De beroemde stad heeft schitterende dagen gekend, en dat in verschillende eeuwen, zoowel in den tijd, dat keizer Honorius hier met zijn hof vluchtte, als in de vijf-en-twintig jaren, dat Galla-Placidia in groote rust en welvaart des Romeinschen Rijks - ook al dreigde aan den horizon het Noodlot - hier regeerde voor haar minderjarigen zoon Valentinianus; als later gedurende de Gothische overheersching van den grooten Theodorik; als nòg later, gedurende hare laatste flonkering: de | |
[pagina 408]
| |
Byzantijnsche jaren van het Exarchaat. Geen kleinere Italiaansche stad is misschien zoo rijk aan herinnering uit meer dan een periode... Toch is het vreemd, dat uit vier eeuwen der oudheid, de eeuwen van Augustus' tijd tot dien van Honorius, zoo weinig kostbaars is bewaard gebleven in een stad, die in die vier eeuwen tot rijken bloei kwam en wier bestaan was fel bewogen... Nauwlijks enkele overblijfselen van marmeren beeldhouwwerken, zij voldoen niet onze nieuwsgierigheid, maar zij zijn, om hun gering aantal, ons toch des te meer belangwekkend: wij slaan ze opmerkzaam gade, wij willen niet geheel zonder indruk blijven dier eerste antieke eeuwen, wij willen niet dadelijk met Honorius en Placidia beginnen, niet dàdelijk den schat van mozaïeken bewonderen, die ons wacht... En wij staan dus lange stil voor het relief (in het muzeum) van Augustus' Huisgezin: twee marmeren brokstukken, waarop drie manne-, twee vrouwefiguren, en knapen rondom een offerstier. Het is een belangrijk schoon werk, in marmer van Paros, uit den eersten keizerstijd; Augustus, eiklof-omkranst, drukt met den linkervoet den aardbol; Livia, de keizerin, rijst hem ter zijde; dan volgt Caesar, met de star boven zijn voorhoofd, de Stella Julia, de ster van het Julische Huis; een gepantserde man, een zittende vrouw voltooien de groep. Nog enkele andere marmerreliefs herinneren ons aan de eerste keizers-eeuwen: in het Aartsbisschoppelijk Paleis vinden wij een danseres, kleine liefdegoden, die, reikende, vruchten zoeken uit een naast hen staande zeer groote korf vol vruchten - een heerlijk werk! -, in San Vitale treft ons het marmerrelief van den troon van Neptunus; de troon zelve gebeeldhouwd met achtergordijn; op de trede een monster der zee, terwijl mollige, mooie knaapjes (putti) aantorsen des zeegods ontzaglijken drietand, en Tritons zware hoornschelp. En behalve enkele marmeren sarkofagen en grafsteenen, waarop de marmeren koppen en beeltenissen in hoog relief der overledenen, zijn deze half vernielde stukken beeldhouwwerk het eenige wat ons overblijft van vier eeuwen leven en streven eener groote belangrijke stad, de grootste | |
[pagina 409]
| |
havenstad, het voornaamste vlootstation van het Romeinsche rijk! |
|