gewischt. Het is de geur, die nooit vervloog. Zoo bleef de rozengeur hangen aan het klompje stof en de Oostersche dichter dacht het klompje amber te zijn. Zoo bleef de Sarrazeensche aroom hangen, hier en daar, tusschen de oude steenen van Palermo en de ‘gevoelige toerist’ denkt haar nog, in een droom, te zijn de Muzelmansche hoofdstad, vol moskeeën en minaretten, terwijl bij de murmelende wateren der fonteinen, onder de vruchten dragende dadelpalmen, de gesluierde vrouwen glippen...
Het is niet meer dan een vaag vizioen. Het Sarrazeensche Palermo, dat toch twee eeuwen heeft geduurd, rijst ter nauwer nood op voor de verbeelding. Maar er is een troost voor de vaagheid van dit vizioen. Deze troost is, dat wij de elfde eeuw duidelijker, en daarbij romantiesch kleurig, zien uit klaren, doór het schemerende Sarrazeensche vergezicht...
De Noormannen zijn gekomen... Ziet ge daar, in ver Normandië, die twaalf sterke, stoere, blonde, levensbruischende jongens van Tancred d'Hauteville?? De vader, hijzelve de avontuurlijke zoon van avontuurlijke Viking-voorvaderen, heeft tot hen gezegd:
- Kerels, er is hier geen plaats voor jullie allen... Jullie schouders zijn te breed voor zulk een klein land als Normandië is... Wij hebben het veroverd voor onzen hertog, Robert den Duivel, en IK stel mij er meê tevreden, want ik begin oud te worden... maar jullie... maakt, dat je weg komt, blijft niet bij moeders pappot, en trekt de wereld in... Verovert je er je deel, dat iederen sterken jongen toe komt... Weest soldaat, wordt des noods koning, of doet wat je wilt, maar maakt, dat je me uit de oogen komt...
Zoo heeft Tancred d'Hauteville tot zijn twaalf zonen gesproken. En de drie oudste togen dadelijk op weg, voeren de blauwe zee over en landden aan de gelukzalige kusten, waar de Helleensche tempels rezen tusschen de rozen van Paestum. Zij waren verkleed als pelgrims en driehonderd Normandische avonturiers waren verkleed als zij. Zij waren Willem met den IJzeren Arm, en zij waren Drogon en Humfried, twee niet minder stevige jongens dan Willem. Zij boden zich, de drie blonde avonturiers, met hunne driehonderd volgelingen, aan bij Guaimaro, prins van Sa-