XI
Buiten speelt de koude wind met de sneeuwvlokken. Duisternis, koude en vunze stank vullen de nauwe straten, waar de ruïneramen der vervallen paleizen gapen. Er is niet anders te doen dan ons hôtel op te zoeken, onze eigene thee te maken, onze fotografieën en briefkaarten na te zien.
Den volgenden morgen zijn wij buiten de stad gegaan. Wij hebben haar van boven het stadstuintje zien liggen op haar tafel van tufsteen en begrepen, dat zij in de Middeneeuwen een onneembare vesting was. De gebouwde stad is als eene hoogere optrekking van het tufsteen: de stad groeit uit het tuf. Steile ezelpaden kronkelen haar toe. De poorten dicht, is zij onbereikbaar. Hare diepe waterput van San Patrizio, uit welke in de vroegere eeuwen de ezels en muilen het water voerden uit de diepe diepte tot de hooge hoogte, laafde de stad, hoe lang zij ook was belegerd. Deze put -een holle toren gelijk, die zich varengroen boort tot het ingewand van de aarde - was immer vol water en raamachtige openingen in de dieper en dieper omgevende galerij lieten toe, dat het water ook op gehaald werd, al was de sombere spiegel gezonken.
Buiten de stadspoorten heeft men een Etruskische begraafplaats