Orvieto
I
Men moet - ik geef het toe - zeer zeker een bizondere gestemdheid-van-geest bezitten om te doen wat wij doen, die, na Kerstmis Florence te hebben verlaten, een drietal soms sombere, dan weêr bleekzonnige maar steeds zeer koude winterdagen door brengen in een oud, klein, vervallen, Italiaansch stadje, dat daar, in onze moderne eeuw, doelloos en nutteloos ligt op haar hoogen rots van tufsteen, onder een ijlen, blauwen luchtdom, waardoor de tramontana de enkele sneeuwzwangere wolken aan flarden geeselt, zoo dat de vlokken stuivelen... Orvieto, het was eenmaal Volsiniï, de hoofdplaats der Etrusken; Orvieto, het was eenmaal een sterke burchtvesting der Pauzen, die er heen vluchtten in tijden van gevaar; hoog op zijn rots, was het met wallen, met muren, met torens omgeven, onneembaar bijna als een adelaarsnest in de wolken; Orvieto... wat is het nu?? Waartoe dient thàns dit donkere stadje, dat over is van het vroegere Urbs Vetus? Waarom bestaat het nog, en hoe lang zal het daar nog rijzen in de ijle, blauwe lucht, deze wel zeer Oude Stad, met hare antieke kronkelstraten, met hare sombere, vochtige paleizen, met haar verrassend prachtigen Dom?
Vreemd nabestaan dier oude, sterke, kleine Italiaansche vestingstadjes, die, sedert eeuwen vervallen, sedert eeuwen toch hun bestaan voort sleepen als krampen zij zich aan het Leven vast, zoo als het klimop zich krampt aan hun muren! Vreemd doelloos,