meinsche campagna, aan de Oudheid, tusschen de Florentijnsche heuvelen aan de Renaissance in de campagna van Siena zijn het vooral de herinneringen aan de Middeneeuwen, die op schimmen voor onze bekoorde oogen. Tusschen deze ver weg golvende heuvellijnen, over deze witstoffige wegen - zie ik de ijzer-ompantserde soudeniers gaan en het ijzer-ompantserde paardvolk, met de wimpeling der Gonfaloni; hier, in het dorp van Buonconvento, met de nòg massieve, eeuwenoude, kasteelachtige huizen, om welke eertijds twaalf torens rezen, voel ik nòg, dat dit een onneembare vesting geweest is voor de Sieneesche Republiek; terwijl onze automobiel langs de Arbia snort, zie ik nòg een rivier rood van bloed na het bloedbad van Monteaperto... Maar de liefste bekoring door deze dreven is te gaan met de langzamere beweging van een rijtuig, getrokken door een sterk paard.
- Ferruccio, zeg ik tot mijn koetsier; ga waarheen je wilt, toer mij een paar uur rond door de campagna...
Wij gaan, waarheen hij wil. Hij noemt ons onder weg de namen van oude kloosters, oude burchten, die somber Midden-eeuwsch plots rijzen aan den horizon. Hier is het klooster der Osservanza, op een heuvel, met dien plechtigen ernst van dien éenen, enkelen, reuzigen, donkeren cypres, die op rijst ter zijde als een statige wachter tegen de diep blauwende lucht; daar is het kasteel van Belcaro, in zijn donkere steeneiktuinen; verder weêr rijst ons Cetinale, de oude villa der Chigi, tusschen eeuwenoud, zwaar, zwart geboomte. En wèg van die eeuwoude somberte van cypressen en ilexen, golven dan in eens, in deinende verschieten, de gulden graanvelden weg, de gulden weelderigheid van Augustus, of zwellen in September de blauwe en gele trossen aan de wingerds, die ranken hunne Renaissance-festoenen van boompje naar boompje, van popel naar wilg en abeel, dit niet anders dan eeuwen geleden, in antieke tijden, ja in mythischen, Dionyzischen tijd, de wijngaardeniers en de saters zelve ze geleid hebben, ze geslingerd hebben in harmonische kransen van boompje naar boompje, van popel naar wilg en abeel.