pel zien wij twee meer geëmotioneerde, kleinere fresco's van dezen zelfden, toch zéer talentvollen schilder: de knielende ridderfiguur van Alberto Arringhieri, rijk donateur van den Dom, in gebed voor hij ter Kruistocht optrekt, aardig om de détails van wapenrusting, met een bevallig landschap als fond, zeer gecompliceerd van geboomte, gebergte, gebouwen, maar toch mooi: de uitdrukking van het mooie, lang gelokte riddertje echter wat zoetig en sentimenteel. Veel meer heb ik lief van dezen schilder, in de zelfde kapel, den San Giovanni nel Deserto. Ook in deze fresco is het gevoel wat zoetig en week, maar het is er toch en de voorstelling is allerliefst: de jeugdige Johannes, in zijn boetekleed van beestevel, is van een teeder fijn modellé, tegen het weelderig gedoezeld geboomte van deze ‘woestijn’, die meer een lieflijke oaze gelijkt, terwijl de beide damhertjes, ter zijde grazende, aan de bekoorlijke voorstelling nog een zekere bukolische poëzie bij zetten, zóo dat het geheel een vrome idylle wordt en de zachte Johannes iets krijgt van een mystiek herdertje, met dien kruisstaf tegen zijn ronden schouder. De voorstelling mist alle realiteit; maar is toch, ook om de gedempte bruine, groenige, bronzige tinten, van een bekoorlijke harmonie, en, in het meestal dommelige licht van deze kapel, iets bijzonder fijns en gratievols.