Uit blanke steden onder blauwe lucht
(1994)–Louis Couperus– Auteursrechtelijk beschermdVIIKom meê over de piazza, de trapjes op, onder gewelf, langs de bevallige loggia van het Casino dei Nobili, de nauwe, sombere straten door, waar zonnelicht en slagschaduw neêr vallen met een breede, gouden baan, die stof wemelt van goudgepoeïer, met smalle, donkere reep, die dadelijk huiveren doet van kilte, en langs het Palazzo del Magnifico, in 1508 door den tyran Pandolfo Petrucci gebouwd, die jaren lang de alleenheerschappij voerde in | |
[pagina 184]
| |
deze stad, en dien Macchiavelli ten voorbeeld stelt van regeerings-talent en bestuurskracht. Zie aan dit paleis de prachtige, bronzen standaarddragers en ringen, in het nauwe straatje nog de laatste overblijfselen van deze geniale tyrannie. Voor ons rijst het achtergedeelte van het koor van den Dom, onder welk koor het Battistero San Giovanni gebouwd is. Een breede trap, langs dit Battistero, voert ons door een monumentalen boog - behoorende bij den nooit voltooiden, lateren, nieuwen Dombouw, waar in de kleinere, oude Dom als het ware zou worden op genomen - naar de kathedraal, de Chiesa Metropolitana. Welk een prachtige massa van architektuur, welk een trotsche optorening van marmer is dit geheel, die Doopkerk onder het Domkoor, de breede trap er langs en de trotsche boog en dan de Dom zelve, Siena's heerlijke Dom met, ter zijde, nog wat over is van marmerarkaden der latere, nooit voltooide, reuzenbouw, die, ware zij voltooid, naast St. Pieter in Rome hadde vergeleken kunnen worden om superbe grootschheid en wijde ruimte! Het is, terwijl wij op gaan de trappen, naar den Dom toe, even de indruk van een klein Babel, om die opstapeling van kerk op kerk. De tegenwoordige kathedraal zoû in het nieuwe plan transept zijn geweest in den reuzigen Dom, maar in de ontmoediging na de pest (1350), was er nòch geestkracht, nòch geld om het trotsche plan te volvoeren, en wat transept zoû geweest zijn, werd de Domkerk zelve. De voorgevel, wit, zwart en rood marmer, overladen met ornamentiek, overladen met heiligen, engelen, profeten, is niet van een zuivere schoonheid; edeler en eenvoudiger is de zwart-en-witte Campanile, wier beurtelingsche blanke en donkere banden een naïveteit van architektuur vertoonen, die veel weldadiger aan doet dan de te zware prachtiglijkheid der façade. Maar, den Dom binnen getreden, zwijgt alle kritiek. De lijnen der zuilen en bogen van het drievoudige kerkschip, dat geleidt naar het transept en het koor, waarboven de zeshoekige koepel, wisselen, terwijl wij langzaam voort schrijden, voor onze oogen met zoo zingende harmonie en statige verglijding over en langs elkaâr, ontdekken vertikaal ogivale perspectieven of horizontaal zuiver-cirkelige dak- | |
[pagina 185]
| |
welvingen in zoo verrassend schoone, diepe en hooge verschieten, dat wij al trager en trager voort gaan om toch maar geen enkelen boog of tint te missen van deze, altijd door harmoniesch blijvende, schaduwdonkere of zonhelle zang van zwellende, deinende, strevende, stijgende, dalende en weêr òp stijgende, dan rondende en neêr nijgende lijnen, die voor onze bekoring een droom van zuidelijke mystiek doen rijzen en wèg diepen tot achter het koor, terwijl wederom de tallooze donkere en blanke banden van zwart en wit marmer een bevallige naïveteit geven aan deze majestueuze grootschheid, als waren het kinderlijke geesten geweest, die geschapen hadden een ideaal schoonen bouw. En tusschen deze edele lijnen schrijdt onze voet voort over een overdadige schoonheid als nergens. Ik meen de graffiti van het marmeren pavimento; de, in het marmer overdadig gegrifte, voorstellingen, naar teekening van groote artisten als Cozzarelli, Beccafumi en twintig anderen, die in hunne volmaakte kunst niet te hoogmoedig waren om een marmeren domvloer te versieren met een weelde van tafereelen, als zeker nergens ter wereld hare gelijke heeft. Wie zal het dan ook wraken, dat deze pracht met houten vloeren is overdekt om alleen vertoond te worden op zekere feestelijke dagen, meestal in Augustus, tijdens de week, die voor-af gaat Maria-Hemelvaart, de Assunta. Maar niettegenstaande dezen grooten zorg om het kostbare pavimento te bewaren, wordt het houten plankier toch alleen maar geslagen over het middenschip, spannen koorden in het koor en transept andere gedeelten wel af, maar schrijdt onze bijna niet durvende voet in de zijschepen van den Dom over de prachtige Sibyllen en is het bijna ongelooflijk hoe bijna ongeschonden onder den tred der kerkgangers, de toch schijnbaar fragile lijnen dier graffiti bewaard zijn gebleven. Deze griffingen in het witte marmer zijn meestal met zwart stucco ingevuld; in andere echter worden de schaduwen ook door mozaïek van vooral grijs marmer heel zacht aan gegeven; sommigen zijn gecompliceerder gevuld met mozaïek van kleuriger marmers, maar steeds met niet meer tint dan even noodig om de fijne teekening te verlevendigen, zoo dat de algemeene | |
[pagina 186]
| |
indruk toch blijft van donker en wit, van schaduw en licht, in een hoogst gedistingeerde, voorname soberheid. De tien Sibyllen zijn vooral zoo mooi; zij zijn allen van verschillende kunstenaren, en de tien artiesten schijnen toch, niettegenstaande hunne persoonlijke individualiteit, gearbeid te hebben naar een van te voren vast gesteld plan; oppervlakkig zoû men denken, dat de tien Sibyllen van één kunstenaar waren. Het zijn de Libysche, de Cumaeïsche, de Hellespontische, de Delfische, de Samische Sibyllen, het zijn de andere Cumaeïsche,Ga naar voetnoot1 de Tiburtijnsche, de Perzische, de Frygische, de Erythreïsche Sibyllen. Naast hare beeltenissen, die onze voet drukt, lezen wij in het marmer op hare tafelen, in hare boeken, de wonder-voorspellingen harer extazes; zij hebben allen in de oude eeuwen den Zaligmaker gekondigd; zij hebben allen in hare toen duistere orakelen Jezus Christus vóor gevoeld; zij hebben voorspeld, dat een Zoon van God geboren zoû worden uit eene Maagd, te Bethlehem, en heerschen zoû te Nazareth maar met doornen gekroond; zij hebben voorspeld, dat zijn voedsel gal en zijn drank azijn zoû zijn, dat de voorhang des tempels zoû scheuren en de hemelbazuin door de zwarte donderwolken zoû klinken der Tragische Nacht en de Erythreïsche Sibylle, die Apollodorus zag in Erythrea, heeft uitgeroepen in hare verrukking:
De excelso caelorum habitaculo prospexit Dominus humiles suos; Et nascetur in diebus novissimis de virgine hebraea in cunabulis terrae!
(De Heer schouwde toe op zijn nederigen uit zijn verhevene woning der hemelen; En werd in de jongste dagen geboren uit een Hebreeuwsche maagd in zijn bakermat der aarde!) | |
[pagina 187]
| |
*** Wordt met de Assunta geheel dit wonder van schoonheid, deze bijna, om over te treden, te overschoone marmervloer voor ons oog ontdekt, dan treffen ons de Oud-Testamentische tafereelen van Mozes en David vooral, de allegorische van de Fortuin, en de kurieuze voorstelling van Hermes Trismegistus, den Egyptischen half-goddelijken profeet, wijsgeer en wetgever, die ook Jezus Christus voorspeld zoû hebben: ‘God, die zich zichtbaar maakte in Zijn eigenen Zoon: het Heilige Woord...’ De groote tafereelen zijn van groote, dramatische kompozitie, overrijk aan tal van figuren: wat zijn vooral de Mozestafereelen mooi, die Hebreeuwsche vrouwen met de kannen, als Mozes' staf het water den rots doet ontspringen; wat is, tusschen zoo veel verhevene dramatiek, dan verder op de jonge David guitig, die slingert zijn ronden steen naar den geharnasten Goliath, verrassend om die, tòch in zuivere vorm gehouden, komische kluchtigheid van een reus, die door een knaap wordt geveld! |
|