IV
Historische feiten en jaartallen en namen, zij krijgen een bizondere bekoring, zij verliezen hunne schoolsche droogheid, zoo wij ze voor ons op roepen ter plaatse zelve, waar het feit het drama was, waar het jaartal de poëzie om zich weeft der verzonkene eeuw, waar de naam een schaduw, een schim, een persoon voor ons wordt uit het Verleden. Namen, jaartal en feit te zamen op geroepen ter plaatse zelve, waar zij hunne historische beteekenis hadden, weven de atmosfeer van het Verleden duidelijker, zichtbaarder, tastbaarder rondom ons, en zij doen dit vooral op een plaats als deze oude Piazza del Campo, in de schaduw van dezen gecreneleerden Mangia-toren, in de schaduw van deze gecreneleerde paleizen rondom. Op deze verlaten plaats, waar wij juist een paar dagen geleden het vizioen der Palio-wedrennen voor ons zagen herleven in bonte mediaevale pracht is dan, enkele dagen later, om onze meerdere wetenschap, in de bewolktheid van den zwoelen zomermorgen, de atmosfeer de zelfde geworden als zij eeuwen geleden was, en Guelf en Gibelijn zijn ons, terwijl wij droomend zitten bij de Fonte Gaia, in plaats van een vaagheid van namen,