Uit blanke steden onder blauwe lucht
(1994)–Louis Couperus– Auteursrechtelijk beschermdVDe fresco's van Ghirlandajo Florence is een stad, die zich al meer en meer modernizeert, maar toch zijn er hier en daar antieke, stemmingsvolle hoekjes bewaard, waar het nog mogelijk is zich op te roepen het vizioen van de laatste Middeneeuwsche jaren, van die der eerste Renaissance-eeuw... Zulk een hoekje is zeer zeker het koor van Santa Maria Novella, de kerk, wier antieke façade ons aanstonds terug in de Middeneeuwen voert, ten minste in de veertiende eeuw, den tijd van Petrarca, Boccaccio... Die voorgevel, in een stijl niet Gothiesch, niet Romaansch, maar eigenlijk niet anders dan typiesch oud-Florentijnsch, opgelegd met het marmer-mozaïek, dat, ter eener zijde al geheel verbrokkeld, ter andere zijde nog de fijne, eigenaardige decoratie vertoont, die den fijnen geest verraadt van liefdevolle bouwmeesters, toovert dadelijk voor ons op de eeuw van Boccaccio, die in deze kerk zijn Decamerone doet aanvangen met de epizode der Florentijnsche jongelingen, die er Florentijnsche jonkvrouwen ontmoeten en met haar, buiten de stad, de verschrikkingen van de pest ontvlieden... Er is thans geen pest in Florence en wij loopen niet in hozen, surcoet en korten, plooirijken mantel van kleurig brokaat, met een boeket bloemen aan neus gehouden of mond, opdat de bloemengeur-als destijds gemeend werd-ons zoû behoeden voor | |
[pagina 115]
| |
ziekte, en wij de besmette lucht alleen in ademen door bloemengeur heen... maar er is cholera, hier en daar,Ga naar voetnoot1 in Italië en de toeristen met den rooden Baedeker ter hand ontbreken bijna geheel... Ik heb dezen morgen, in Santa Maria Novella, gedacht aan de groote pest van toen en aan de cholera van deze dagen... Maar toen heb ik mij in het, geheel van toeristen leêge, kerkkoor in een gebeeldhouwden zetel gezet... Het was bij twaalven, en het licht viel op de fresco's van Ghirlandajo zoo zuiver egaal als ik het nooit gezien had. Onder de saffierblauwe, robijnroode kerkruiten is een vierkant raam open gelaten: het licht viel er door in het koor zacht klaar en kalm, gelijk aan zich verspreidend over de fresco's links en rechts. Zij lichtten op en weefden er hare vage, vergane stemmingen-van-kleuren als waren zij geen schilderkunst maar tapijtwerk. Zoo als oude arazzi hare vage, vergane tinten soms samen weven tot een schilderij, zoo weefden deze fresco-verven zich van morgen te zamen tot arazzi. Het was alles verdoezeld grauw en grijs en vaal violet, verschoten blauw en verbleekt eenmaal fel rood, en toch, toch duidelijkte alles hel op, omdat het licht zoo gunstig viel... De Levens van Maria en van den H. Dooper...? Ja, de Levens van Maria en Johannes... Maar ik, terwijl ik hier zit in mijn gebeeldhouwden koorstoel, achter het Hoogaltaar van Santa Maria Novella, terwijl ik hier droom in het zachte diffuze licht van zwoelen Octobermorgen - even vóor twaalven - terwijl ik hier droomerig mij weg staar in dat verbleekte rood, dat verschoten blauw, dat violet zoo vaal en vooral in dat bijna tot een droom verdoezelde grijs en grauw, ik zie niet Johannes, Maria, ik denk noch aan den Dooper, noch aan de Maagd... ik leef mij terug in het oude Florence, hare oude straten en oude muren, het teedere Toskaansche landschap, de antieke intérieurs van vermogende Florentijnen, en in deze atmosfeer van mediasvale droomtinten rijzen de schimmen niet der Maagd en des Doopers maar die van Florentijnsche edelvrouwen en edelmannen, van humanisten en geleerden... Want de schilder, - een anachronisme, waarvoor wij | |
[pagina 116]
| |
hem dankbaar zijn - heeft alle die scène's van de levens der heilige personen, die hij op deze kalkwanden schilderen wilde, doen voorvallen in Florentijnsch landschap en intérieur, in Florentijnsche atmosfeer en zijne personages zijn niet anders dan Florentijnsche mannen en vrouwen van zijn eigenen tijd. Het is daarom, dat hier, terwijl ik zit in dezen koorstoel, Ghirlandajo's eigene tijd voor mij op wemelt; een duidelijk vizioen, trots de vale vergaanheid dezer droomtinten. De vocht der kerkmuren heeft deze eerst kleurige, rijke bontheid in gezogen, de mond van den Tijd zelve heeft deze eerst schitterende felheid op gezogen... maar, òns is er geen mindere schoonheid om gebleven: door een zacht waas heen zien wij onzen droom en zien wij hem duidelijk: enkele restauratie's zijn met smaak en groote voorzichtigheid uitgevoerd. Eindelijk zijn dan al die houten toestellen verdwenen, die jaren lang hunne schavotten bouwden in dit stemmingsvolle koor van Santa Maria Novella; eindelijk zijn de restauratie's gedaan, eindelijk kunnen wij hier verblijven en weg droomen zonder stoorenis. Wij zijn terug in het oude Florence... Hier is de Geboorte van de Maagd en hier de Geboorte van den Dooper... O, die twee alleraandoenlijkste oud-Florentijnsche kraamkamers, wat zijn zij beiden deftig mooi en patriciesch voornaam gehouden, wat zijn zij zoo nòg meer geworden misschien in de teedere vervaaldheid der tinten. De Moeder der Maagd, de kraamvrouw, rustiglijk ligt zij half opgericht ten elleboog op het bedde, enkele treden verheven, en om haar is de weelderige Florentijnsche kamer van eene Florentijnsche edelvrouw, eene Pitti, eene Tornabuoni... Wanden van fijn inlegwerk; prachtvolle fries van marmeren engeltjes, die muziek-instrument torsen; zoldering met gebeeldhouwd festoen; vierkante zuilen, rijk met vaze-motieven versierd; trap, die ter uitgang geleidt, dat alles heeft de schilder ons voorgetooverd in zijn fresco-kleuren, dat alles doemt voor ons op als een antiek décor, gezien door een droomwaas, en door dit waas, in dit décor, naderen de edelvrouwen, die de kraamvrouw komen bezoeken. Maar op de treden der bedde-sponde, ten voeten der rustige moeder, zijn twee dienaressen ge- | |
[pagina 117]
| |
zeten, die het juist geborene wicht in de armen houden, terwijl een derde dienstmaagd in groot bronzen bekken uit bronzen waterkan den hoogen waterstraal giet... Vijf bezoeksters zijn de kraamvrouw genaderd... Het is eene edelvrouw met hare vier dienaressen en het bezoek is een plechtstatige ceremonie. Er is geene uitbundige hartelijkheid, geen vreugde om de gelukkige gebeurtenis... Er is een hooge deftigheid in deze kraamvisite... De edelvrouw nadert geheel in profiel; er is geen emotie op haar fijn gelaat; het golvende haar bedekt de ooren en kronkelt dan uit het haarnet; het keurs van brokaat, aan den hals open, heeft den pof aan den schouder van de zeer lange mouw, de rok valt in rijke, volle plooien; zij houdt de handen gevouwen op den vooruit gestokenen schoot, dien de mode van het keurs zéer naar voren dringt... Achter haar zijn hare vier dienvrouwen, waardige figuren, wier sluiers en mantels sierlijk harmoniesch plooien en toch realistiesch blijven... Boven, aan de trap, verwelkomen en omhelzen twee andere vrouwen elkaâr...Ga naar voetnoot1 Alle deze elf Florentijnsche vrouwen, die het tableau van de Geboorte van Maria voorstellen, leven voor ons op in het droomwaas, dat nevelt over deze rijke kraamkamer, over hare ceremonieele deftigheid... Er is in deze prachtvolle hoffelijkheid de een weinig koude onbewogenheid van een protocolair bezoek. Maar der moeder trekt de rust van het geluk over het gelaat; de dienaressen, met het kind bezig, glimlachen; de schenkende vrouw is àl gratie... Toch is hier geen zuidelijke uitbundigheid; de bevalligheid ter eene zijde, de deftigheid ter andere zijn voornaam: er is niet aan te twijfelen: wij bevinden ons in een dier antieke Florentijnsche paleizen; in deze kraamkamer ademen wij de deftige atmosfeer, die zweeft om de geboorte heen van een telg van een van Florence's edelste geslachten. En wij denken maar éven, dat deze telg is... de Moeder des Heilands... | |
[pagina 118]
| |
*** Maar op den anderen koorwand is die andere Florentijnsche kraamkamer, waar de moeder van S. Giovanni Battista, de heilige Elizabeth, haar kind heeft gebaard. Minder rijk, minder prachtvol is dit vertrek intimer, gezelliger bijna zouden wij zeggen, hoewel het blijft de kemenade eener voorname Florentijnsche vrouw. Op het estrade-verheven bed met hoogen opstand ligt de kraamvrouw half gericht; een dienstmaagd brengt haar op een blad ververschingen en dier figuur teekent zich uit tegen zwaar vallend, gebloemd fluweelen muurtapijt; de voedster legt, gezeten op de beddetreê, den zuigeling aan hare borst; een andere kamervrouw strekt echter verlangend de handen uit naar het kind. En ook hier nadert een aanzienlijke Florentijnsche bezoekster, ook hier volgen twee vrouwen in het gewaad van dienaressen, terwijl een bevallige dienstmaagd achter haar beiden het kraamgeschenk van de bezoekster brengt: zij torst namelijk op haar hoofd een groote schaal vol ooft, terwijl aan haren vinger hangt een rieten fiasco vol wijn, die de kraamvrouw versterken zal. En wederom is dit tafereel van een voorname intimiteit, en eene zachte, droomtintige evokatie van oud Florentijnsch leven... Waar in de schilder echter den toeschouwer wilde geven de Geboorte van den Dooper. *** Neen, wij denken hier niet aan de heilige personages van het Nieuwe Testament. Wij denken hier liever aan de oude Florentijnsche eeuw, die voor ons op wemelt... Ook in die andere fresco's... Zie al die Florentijnsche koppen, al die Florentijnsche figuren, die hier stoffeeren den voorgrond van den Tempel, waar de Engel den patriarch Zacharias nadert. Het eigenlijke schijnt een hors-d'oeuvre: de aanvullende groepen zijn voor ons de voornaamste bekoring. Wij herkennen beroemde geleerden en humanisten: Landini, Poliziano, Ficino; wij raden naar andere gelijkenissen: de schilder gaf ons hier, in dit heilige tafereel, àl de geleerde | |
[pagina 119]
| |
mannen van zijn tijd en húnne groepen zijn het, die ons belang oproepen; húnne portretkoppen bestudeeren wij nieuwsgierig: zij zijn scherp en fel van leven, en de engel en de patriarch op den achtergrond schijnen alleen daar te zijn geschilderd om de verbinding te vormen tusschen die harmonische groepen van Florentijnsche humanisten. Zoo is ook de rijke tempelbouw van de Prezentatie van de Maagd een Florentijnsche paleis-architectuur; zoo is ook het Huwelijk van de Maagd een Florentijnsche ceremonie onder Renaissance-bogen; zoo is de Vizitatie der H. Elizabeth eene ontmoeting van gemantelde Florentijnsche vrouwen tegen een achtergrond van Toskaansch landschap. Alle deze portretten, alle deze zwier van kleederdracht, het weefsel van het brokaat, het patroon van het damast, de modieuze Renaissance-kapsels, de samenstelling der juweelen... wemelen bij aandachtig beschouwen duidelijker en duidelijker op... alle gedachte aan Nieuw-Testamentische heiligheid verdwijnt... en vóor ons blijft, wonderbaarlijk duidelijk en emotievol suggestief, het vizioen van het Florence dier dagen van Renaissance en Humanisme... Terwijl nu door de saffierblauwe, de robijnroode ruiten van het ogivale koorraam een zonnestraal magiesch binnen poeiert en een zachte, donzen stuiveling van gouden atomen heen wemelt, wevende een éven helderen mist van licht, waar door het vizioen verklaart... |