meester van Rhetië, Norië, Pannonië, Illyrië. Alle Barbaarsche opperhoofden maakt hij schatplichtig aan zich. Hij huwt een zuster van Clovis. Blijft de keizerlijke glorie ook te Constantinopel stralen als een heilige aureool, Theodorik is te Ravenna de werkelijke vorst, die de wereld beheerscht. Geen is machtiger dan hij. Constantinopel is de antieke traditie, Ravenna wordt de moderne werkelijkheid. Orde heerscht, welvaart ontbloeit; wetenschappen, kunsten, letteren ontluiken op nieuw. Aan zijn hof te Ravenna verzamelt Theodorik de geleerdste geesten van zijn tijd: Cassiodorus, Boëtius, Symmachus zijn fijn geletterde wijsgeeren en dichters, zijn universeele geleerden. De ‘Gothische Wet’, die Theodorik schept, doet hij verrijzen op oud-Romeinsche bazis.
Maar het Noodlot laat niet een zoo grooten geest ongemoeid. Het kiest groote geesten als slachtoffers. En wij zien de laatste jaren van Theodorik versomberd door vreemde melancholieën, en hem bijna krankzinnig makend zelfverwijt na den moord, juist, op twee dier genoemde geleerden gepleegd: Boëtius en Symmachus... Hunne vijanden hadden hen aangeklaagd, als heulende met den keizer Justinus, te Constantinopel, die Theodoriks te groote macht wilde fnuiken... De beide geleerden worden omgebracht, na de afschuwlijkste pijnigingen... Sedert is Theodorik achtervolgd als door een berouw, dat hem den slaap ontneemt, des nachts dwalen doet tusschen deze zuilen en die gordijnen, half krankzinnig...