gebouwd, schijnt een nieuwe glorie te zullen stralen rondom den jongen, brutalen overweldiger...
Het is in dit tragische oogenblik, dat Theodorik optreedt. Hij is nauwlijks een Barbaar. Als knaap van acht jaren heeft zijn vader Theodomer, vorst der Oost-Gothen, hem naar Constantinopel als gijzelaar gezonden. De jeugdige Gothische prins smachtte lang naar zijn stamgenooten aan de boorden van den Donau, maar hij ademde, trots zijn heimwee, de verfijnde Oostersch-Latijnsche beschaving. En, terug bij zijn volk, dat reeds door Pannonië Zuidwaarts trekt, meer en meer Zuidwaarts, in dien geheimzinnigen drang des trekkens, die het mysterie blijft der Volksverhuizing, toont hij de zijnen het vizioen nu van ‘Italië’, dat daar wacht als een eeuwig jeugdige, te nemen bruid. Hij gevoelt, Theodorik, dat alleen de Latijnsche geest zijn volk zal kunnen bezielen tot de verovering eener vaste woonplaats; hij gevoelt, dat, zoo zij nog meer Zuidwaarts trekken, tot binnen de grenzen van de, nog overeind torenende, Latijnsche beschaving, het eindelijke doel kan worden bereikt...
De Oost-Gothen verzamelen zich om hun jongen vorst. Theodorik doet den keizer te Constantinopel weten, dat hij, als diens vazal, Italië zal bevrijden van den brutalen Heruliër. In der daad slaat Theodorik Odoaker bij Verona, bij Aquileia, bij den Adda, en dwingt hem Milaan over te geven, omsingelt hem ten laatste in Ravenna.
Ravenna is de onneembare stad gebleven. Theodoriks beleg duurt bijkants drie jaren. Ten Zuiden, in het geheimzinnige pijnbosch, zijn Theodoriks troepen gelegerd. Ter zeezijde sluit de Gothische vloot de stad af. Het einde is nabij. De Aartsbisschop wil middelaar zijn: Odoaker geeft zich over.
Brutaal en Heruliër, schijnt Odoaker toch bewijs gegeven te hebben van takt, van doorzicht, gematigdheid. Ook hij, klaarblijkelijk, gevoelde – als Alarik, als Ataulf, als Theodorik - de meerderheid van den Latijnschen geest, de bekoring der Latijnsche ziel, de doordringende macht der Latijnsche beschaving, die geen woeste overweldiging in enkele jaren te niet kon doen. Geduren-