X
Dorre bladeren en pijnnaalden
Een daimyo wachtte bezoek in zijn thee-pavillioen, voor de theeceremonie. Het pavillioentje van glad geschaafd cederhout was, zoo als het behoorde, eenvoudig van stijl, een open, sierlijk hutje gelijk, bij den vijver, die was aangelegd in den tuin door een beroemd tuinarchitect, tusschen rotsblokken vol symboliek. En een rond bruggetje - éen enkele, als rond gebogen, lange steen - voerde, zich spiegelend, ter zij van den vijver, waarin groene en gouden karpers, van groen fluweelig mos naar geel fluweelig mos, waarlangs scharlaken azalea's bloeiden. Offerlantarenen van graniet rijden zich, drie, vier om een kleine pagoda, die gaf even een verhoogd torenlijntje tusschen de pijnboomen, verkronkeld naar hovenierskunst want een boomtak of twijg groeit zelden uit zichzelve aesthetisch.
De daimyo had order gegeven aan zijne tuinlieden bij vijver en pavillioen te vegen de dorre bladeren met de bezems, die ritselden over het fijne, glinsterende, groene zand der paden. Toen hij kijken kwam, vóor het uur, dat de gasten kwamen, was hij boos. En de opperste der tuinlieden waagde, verbaasd, den machtigen heer te vragen waarom de meester verstoord was nu de tuinpaden toch zóo sierlijk waren geharkt en ontveegd van alle dorre blad.
De daimyo, die was een aestheet, antwoordde niet maar verhief zich, ontstemd, even op de punt der sandalen en tikte met zijn