- Tot zij binnen drijven, als Boeddha's dan, het Nirwâna, de glanzende meren van de Al-Bewuste Rust.
- Deze vele steenen, Meester, deze roerlooze rotsblokken, die daar gestapeld liggen, hoe lang reeds?
- Al lagen zij er vele menschenlevens, wat zouden deze tellen voor de Tijdloosheid? Is het Geduld niet de deugd der Wording, aan welke de Zaligheid is ten doel gesteld? Deze vele steenblokken, jonge vriend, zullen eenmaal het Nirwâna binnen drijven. Dit gebeente der aarde leeft en zal als haar bloed, dat het water is en haar vleesch, dat boomen en planten zijn, eenmaal in leven na leven het Nirwâna binnen drijven. Zie, hoe deze stille rotsblokken peinzen. Roerloos peinzen zij. De vloed polijstte hen glad maar de stormwind, die hen deed tuimelen, groefde hun de aangezichten. Zoo peinzen zij, met hun verweerde, ronde gelaten, tegen en op elkander gestapeld en wachtende tot de bergstroom zwelt en hen verder voortstuwt. Eerst naar de zee, die niet meer is dan de zee der aarde maar zee, die terug zal vloeien tot aller zeeën zee eenmaal. Zie, hoe zij peinzen. Peinzen zij niet meer dan rustelooze visschen en vogels, zelfs meer dan bloemen en boomen? Meer peinzende dan wie gij meer leven aanrekent, zullen deze stille, u levenloos lijkende rotsblokken eerder, o knaap, dan gij denkt, de eindzee der zaligheid binnen glijden.
- En zoo de beeldhouwer hen hieuw tot beeld?
De leerling wees een lange rij Jizo-beelden, plomp en eenvoudig gehouwen uit rotsblokken van de rivier: zij vertoonden kunstloos den lieven god Jizo, die is de beschermer van kinderen, reizigers en onschuldigen en over de beelden, over schoot, handen en hoofd, lagen gestapeld vele kleinere en grootere steenen: dat was àl de levenslast, die kinderen en menschen den zoeten, lieven god Jizo hadden opgewenteld om zichzelve te ontlasten.
- Zullen zij niet eerder Nirwâna binnen drijven dan wanneer slechts weêr en wind hen polijstte en hun ziel en lichaam gaf? zeide de Meester.
- Zoo Jizo niet zelve, juichte de leerling; voorrang zal geven den steenen en rotsblokken, die niet tot zijn beeltenis werden gehouwen!