Zij breidde uit hare teedere, lichtende vlindervleugeltjes; zij verluchtigde zich boven het ademloos vlerkende ros en... zij vloog!... Zij zweefde over het hoofd van den Chimera het strand te gemoet, de stad te gemoet, naar de zalige schimmen toe. Daar zag zij haar vader, daar zag zij Eros: Eros, goddelijk en naakt en stralend gewiekt!
Rondom haar trilde de vreugdeviool, of al de sferen samentrilden. In het goddelijk licht ontbloeiden cherubijnengezichtjes, als rozen gewiekt...
Zij zweefde naar haar vader en Eros toe, en omhelsde hen in één omhelzing. Zij lachte, toen zij zag naderen den vlammenden Chimera, omdat zij sneller kon vliegen dan hij!
- Kom! juichte Eros.
En hij wilde haar voeren naar de poort, waar zonnestralen uitvloeiden als een pad van zonnegoud; pad, waarover verrukte zielen, samengestrengeld, binnenvaarden...
Maar de schim van majesteit hield hen een oogenblik tegen, toen zij elkaâr, liefdedronken, omhelsden, Eros en Psyche...
- Zie! zeide de schim. Zie, naar beneden...
------------------------------------
Zij zagen het Rijk van Verleden, door hunne verheerlijkte zinnen, duidelijk liggen, diep in den trechter der sferen. Zij zagen het slot, vervallen tot een ruïne, met nog een enkelen toren. Zij zagen Astra, oud, grijs en blind, gezeten voor haar telescoop, en turende, tevergeefs. Zij zagen haar Star, even opflikkeren met een hel en laatste licht.
Toen zagen zij Astra's blinde oogen... zien. Astra zag, en zag het lichtende land, en zag hun groep van geluk en glans en liefde. Toen hoorden zij... Astra murmelen:
- Daar! Daar...! Het land...! Het... Rijk... van... de... Toekomst!!!
En zij zagen haar star uitdooven: zij viel achterover, dood...
------------------------------------
De vreugdeviool trilde...
Heidelberg-Dresden, Aug.-Nov. '97